Bodemdruk verhogen/verlagen
De hydraulische slangen (3+/3-) voor de hydraulische ontlastingsverstelling moeten tijdens het
gebruik niet perse aan het hydraulische systeem van de trekker te zijn aangesloten. In dit geval
kan de bodemdruk van de maaibalk tijdens het gebruik echter niet gewijzigd worden.
ü De hydraulische slangen (3+/3-) zijn op een dubbelwerkend besturingsapparaat
aangesloten.
Het besturingsapparaat (3+/3-) zo lang bedienen tot de gewenste ontlastingsdruk wordt
weergegeven.
Æ Hoe hoger de ontlastingsdruk, des te lager de bodemdruk.
Æ Hoe lager de ontlastingsdruk, des te hoger de bodemdruk.
De ontlastingsdruk kan op de manometer worden afgelezen. De bodemdruk op de
bodemomstandigheden instellen.
Aanbevolen ontlastingsdruk: 50–100 bar.
10.4
Vergrendeling van de zijbeschermingen controleren/instellen
KMG000-042
De vergrendeling (2) voorkomt tijdens het gebruik dat de zijbescherming (1) omhoog klapt en
vreemde voorwerpen worden weggeslingerd. Daarom moet voor elk gebruik worden
gecontroleerd dat de zijbescherming (1) van de machine naar onderen geklapt en door de
vergrendeling (2) beveiligd is.
Vergrendeling controleren
De machine in de werkstand brengen,
ð Wanneer de zijbescherming omlaag klapt, is de zijbescherming correct ingesteld.
ð Wanneer de zijbescherming niet omlaag klapt, moet de vergrendeling worden
ingesteld.
De machine in de transportstand brengen.
ð Wanneer de zijbescherming omlaag klapt, is de zijbescherming correct ingesteld.
ð Wanneer de zijbescherming niet omlaag klapt, moet de vergrendeling worden
ingesteld.
EasyCut R 320
Originele handleiding 150000804_03_nl
Vergrendeling van de zijbeschermingen controleren/instellen
zie
Pagina 59.
Instellingen
10
10.4
71