5.5.2
Opmerkingen bij de waterinstallatie
Watertoevoer
De watertoevoer moet worden uitgevoerd volgens de figuur in hoofdstuk 5.5.1
zijnde plaatselijke voorschriften voor waterinstallaties. De gegeven aansluitspecifiatie moet in acht
worden genomen.
–
De filterklep (accessoire "Z261", of als alternatief een afsluitklep en een 5 µm waterfilter) moet zo
dicht mogelijk bij de stoomgenerator worden gemonteerd.
–
Toegestane druk in het waterleidingnet 1.0 tot 10.0 bar (waterslagvrijsysteem)
Voor drukken >10 bar, moet de aansluiting worden gemaakt via een drukreduceerventiel (ingesteld
op 1.0 bar). Neem voor drukken <1.0 bar contact op met uw Condair leverancier.
–
Opmerkingen over de waterkwaliteit:
–
Gebruik voor de watertoevoer van de Condair Sigma alleen onbehandeld drinkwater.
–
Gebruik van additieven zoals corrosieremmers, ontsmettingsmiddelen, etc. is niet toegestaan,
omdat deze gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid en de goede werking nadelig kunnen
beïnvloeden.
–
Wanneer de Condair Sigma moet functioneren met behandeld of gedeeltelijk onthard water,
neem dan contact op met uw Condair leverancier.
–
Het aansluitmateriaal moet drukbestendig zijn en goedgekeurd voor toepassing in drinkwater-
systemen.
–
De toevoerleiding moet met geschikte middelen worden bevestigd.
–
Belangrijk! Voordat de waterleiding wordt aangesloten, moet de leiding goed worden doorge-
spoeld.
De schroefdraad van de stoomgeneratoraansluiting is van kunststof. Draai de verbindingsmoer
van de waterleiding alleen met de hand vast om te vast aandraaien te voorkomen.
Waterafvoer
De watertoevoer moet worden uitgevoerd volgens de figuur in hoofdstuk 5.5.1
zijnde plaatselijke voorschriften voor waterinstallaties. De gegeven aansluitspecifiatie moet in acht
worden genomen.
–
Zorg ervoor dat de afvoerleiding, de afvoertrechter en de sifon voor controle- en reinigingsdoeleinden
goed toegankelijk en correct bevestigd zijn
–
De afvoertemperatuur is: 80...90 °C. Gebruik alleen hittebestendige montagematerialen!
–
Zorg ervoor dat de afvoerleiding over de gehele lengte wordt gelegd met een constant helling van
minimaal 10%.
–
Bevestig de afvoerleiding zodanig dat deze tijdens het bedrijf niet uit de afvoertrechter kan glijden.
–
Het uiteinde van de afvoerleiding(en) mag de afvoertrechter(s) niet raken (er moet een luchtspleet
van min. 2 cm zijn).
38
Montage en installatie
LET OP!
en de van toepassing
en de van toepassing