5. Controleer of de maai-eenheid horizontaal staat.
2
3
Figuur 18
1. Drukring
2. Montagebuis van
draagframe
Horizontaal stellen van de maaimachine
1. Bandenspanning controleren.
2. Zet de messen horizontaal in de dwarsrichting
(Fig. 19). Meet bij "A" en "B" (Fig. 19) de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de
messen (Fig. 20).
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij
"A" en "B", mag niet meer dan 6 mm zijn.
Voorkant
Figuur 19
1
1
3. Zwenkwielvork
m–1078
14
Figuur 20
4. Om de horizontale stand van de machine te ver-
anderen, moet u de drukringen op één zwenkwielvork
verplaatsen. Om de desbetreffende kant van de maai-
machine hoger te zetten, verplaatst u de drukringen
van de bovenkant naar de onderkant van de
bevestigingsbuis van het draagframe. Om de
desbetreffende kant van de maaimachine lager te
zetten, verplaatst u de drukringen van de onderkant
naar de bovenkant van de bevestigingsbuis van het
draagframe (Fig. 18).
5. Controleer nogmaals de schuinstand van de
maai-eenheid.
Lagers en lagerbussen smeren
De maai-eenheid moet regelmatig worden gesmeerd. Zie
Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 11. Smeren met
Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene
doeleinden.
1. Pomp vet in de smeernippels op de lagers van de drie
aspoelies (Fig. 21).
Opmerking: U kunt via de openingen in de kappen van
het maaidek bij de smeernippels van de as komen.
1
1
Figuur 21
Bovenaanzicht
1. Aspoelie
m–2550
1
m–2563