Viervoudig luchtregelmodule (Afb. 2)
-
De blokkerende zelfontlastende hoofdluchtkraan (b) dient
om de luchttoevoer naar de hele toevoereenheid af te
sluiten en te vergrendelen.
o
b
Afb. 2
-
Het luchtreduceerventiel (d) voor de pomp regelt de snel-
heid en de uitlaatdruk van de pomp door de luchtdruk
voor de pomp te regelen. Het bevindt zich op het lucht-
regelpaneel stroomopwaarts van de zelfontlastende
hoofdluchtkraan.
-
De luchtreduceerventielen (o) voor de ram regelen de
luchtdruk naar de ram. Er is een aparte regelaar om de
ram omhoog te laten gaan en een om de ram omlaag te
laten gaan.
-
De afblaaskraan (n) van de volger regelt de luchtdruk van
de volgerafblazer.
-
De zgn. FRL-onderdelen ("Filter, Regulator, Lubricator" --
filter, reduceerventiel, olienevelaar -- in de tekening aan-
gegeven met (a), (d) en (i)) zorgen voor geschikte pers-
lucht voor de ram en de pomp. Het luchtreduceerventiel
voor de pomp is hierin opgenomen. Ook de lucht voor de
ram komt hiervandaan, een luchtleidingsbuis verbindt de
FRL en het luchtregelmodule van de ram.
Installatie
d
i
a
Toebehoren in de luchtleiding
Als u een drievoudig luchtregelmodule heeft moet u de
volgende toebehoren installeren, zo nodig met behulp van
verloopnippels:
-
Een pompsnelheidsbegrenzer detecteert wanneer de
pomp te snel loopt, en schakelt dan automatisch de lucht-
toevoer naar de motor af. Een te snel lopende pomp kan
ernstig beschadigd raken.
-
Een olienevelaar in de luchtleiding zorgt voor automa-
tische smering van de luchtmotor (bij het viervoudige
luchtregelmodule is de olienevelaar standaard).
-
Een luchtfilter verwijdert schadelijk vuil en vocht uit de
toegevoerde perslucht (bij het viervoudige luchtregel-
n
module is het luchtfilter standaard).
-
Een extra zelfontlastende luchtkraan isoleert de compo-
nenten in de luchtleiding ten behoeve van het onderhoud.
Plaats de kraan stroomopwaarts van alle andere luchtlei-
dingstoebehoren. Deze kraan isoleert de toebehoren ten
behoeve van het onderhoud.
Toebehoren in de vloeistofleiding (Afb. 1)
Installeer de volgende toebehoren in de posities zoals aan-
gegeven in de Voorbeeldinstallatie, en gebruik waar nodig
verloopnippels:
Een vloeistofaftapkraan (J) moet in uw systeem aanwezig
zijn om de druk te ontlasten in de slang en het pistool (zie de
WAARSCHUWING op blz. 8). Let bij het installeren van de
vloeistofaftapkraan op de volgende punten:
1.
Schroef de aftapkraan op de open tak van een T-stuk in
de vloeistofleiding.
2.
Installeer de vloeistofaftapkraan met de opening naar
beneden, en zo dat de hendel naar boven wijst als de
kraan geopend wordt.
Een vloeistofreduceerventiel (K) regelt de vloeistofdruk naar
pistool of afgiftekraan, en dempt schoksgewijze drukveran-
deringen.
Een pistool of afgiftekraan (L) geeft de vloeistof af. Het in de
afbeelding van de voorbeeldinstallatie afgebeelde pistool is
een afgiftekraan voor vloeistoffen van hoge viscositeit.
Door een pistoolwartel (M) is het pistool gemakkelijker te
bewegen.
310- -524
9