4.
Droog de scannerglasplaat en de witte plastic
onderdelen met een zeemleren spons of
cellulosespons om vlekken te voorkomen.
5.
Sluit het netsnoer aan op een stopcontact en
druk op de aan-uitknop om het apparaat in te
schakelen.
De inktcartridge visueel inspecteren
1.
Verwijder de inktcartridge en controleer of er geen inktresten zijn achtergebleven op het cartridgepad.
2.
Bestudeer de metalen connector van de inktcartridge.
VOORZICHTIG:
op de metalen connector kunnen problemen geven met de afdrukkwaliteit.
3.
Vervang de inktcartridge als er zich krassen of andere beschadigingen op de metalen connector
bevinden.
4.
Als de metalen connector niet beschadigd lijkt te zijn, drukt u de cartridge voorzichtig terug op zijn
plaats. Druk enkele pagina's af om te zien of het probleem is opgelost.
Papier en afdrukomgeving controleren
Stap een: Papier gebruiken dat voldoet aan de specificaties van HP
Sommige problemen met de afdrukkwaliteit kunnen ontstaan wanneer u papier gebruikt dat niet voldoet aan
de specificaties van HP.
●
Gebruik altijd papier van een type en gewicht dat door dit apparaat wordt ondersteund.
●
Gebruik papier van goede kwaliteit en dat vrij is van sneden, inkepingen, scheuren, vlekken, losse
deeltjes, stof, kreukels, gaten, nietjes en gekrulde of verbogen randen.
●
Gebruik papier waarop nog nooit is afgedrukt.
●
Gebruik papier dat geen metallisch materiaal bevat, zoals glitter.
134 Hoofdstuk 9 Algemene problemen oplossen
Raak de metalen connector op de rand van de inktcartridge niet aan. Vingerafdrukken
NLWW