10
|
Configuratie
De energiemeting
Sensoren
Uitgebreide handleiding voor de installateur
202
Energiemeting
Als de energiemeting via externe energiemeters gebeurt, configureer de
instellingen dan zoals hierna beschreven. Selecteer de pulsfrequentieoutput van
elke energiemeter conform de specificaties van de energiemeters. Er kunnen tot 2
energiemeters met verschillende pulsfrequenties aangesloten worden. Als slechts
1 energiemeter of zelfs geen energiemeter wordt gebruikt, selecteer dan "Geen"
om aan te geven dat de overeenstemmende pulsinput NIET gebruikt wordt.
#
Code
[9.A.1]
[D‑08]
[9.A.2]
[D‑09]
Buitensensor
#
Code
[9.B.1]
[C–08]
Beschrijving
Elektriciteitsmeter 1:
▪
0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪
1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪
2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪
3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪
4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪
5 1000/kWh: Geïnstalleerd
Elektriciteitsmeter 2:
▪
0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪
1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪
2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪
3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪
4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪
5 1000/kWh: Geïnstalleerd
Beschrijving
Buitensensor: Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet het type
van de sensor ingesteld worden.
▪
0 Geen: NIET geïnstalleerd. De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de buitenunit
worden gebruikt om metingen uit te voeren.
▪
1 Buitenunit: Aangesloten op de printplaat
van de binnenunit die de buitentemperatuur
meet. Opmerking: Voor sommige functies
wordt nog steeds de temperatuursensor in de
buitenunit gebruikt.
▪
2 Kamer: Aangesloten op de printplaat van de
binnenunit die de binnentemperatuur meet.
De
temperatuursensor
gebruikersinterface wordt NIET meer gebruikt.
Opmerking: Deze waarde heeft alleen een
betekenis in de kamerthermostaatregeling.
ERGA04~08EAV3(A) + EHBH/X04+08EA/EJ6V+9W
in
de
Daikin Altherma 3 R W
4P629085-1 – 2020.08