4 [AUTO]: Druk op de [BEAT c]-toets terwijl u de [SHIFT]-toets ingedrukt
houdt.
De BPM wordt automatisch gemeten vanaf het audio-ingangssignaal.
4 [TAP]: Druk op de [BEAT c]-toets terwijl u de [SHIFT]-toets ingedrukt
houdt.
Voer de BPM handmatig in. Voor informatie over handmatige invoer, zie
Handmatig invoeren van het aantal BPM (blz.70 ).
! Het BPM-meetbereik voor de instelling [AUTO] is 70 tot 180. Voor som-
mige muziekstukken kan de BPM niet correct worden gemeten. Als de
BPM niet kan worden gemeten, knippert de BPM-waarde op het scherm.
Gebruik in dat geval de [TAP]-toets om de BPM handmatig in te voeren.
2 Draai aan de [BEAT FX SELECT]-regelaar.
Hiermee selecteert u het type effect.
! Voor informatie over de typen effecten, zie Soorten BEAT FX (blz.70 ).
3 Draai aan de [BEAT FX CH SELECT]-regelaar.
Selecteert het kanaal waarop het effect wordt toegepast.
4 [SAMPLER]: past het effect toe op het geluid van [SAMPLER] van
rekordbox.
4 [1] tot [4]: past het effect toe op het geluid van elk kanaal. Alleen [1] en [2]
worden ingeschakeld als de 2-kanaals mixermodus is ingesteld.
4 [MASTER]: past het effect toe op het geluid van het [MASTER]-kanaal.
4 Druk op de toets [BEAT c, d].
Bepaal de beatfractie voor het synchroniseren van het effectgeluid.
De effecttijd die overeenkomt met de beat-fractie wordt automatisch
ingesteld.
5 Druk op de [BEAT FX ON/OFF]-toets.
Het effect wordt toegepast op het geluid.
De kwantitatieve parameter van het effect kan worden aangepast door aan
de [BEAT FX LEVEL/DEPTH]-regelaar te draaien.
De [ON/OFF] toets knippert wanneer het effect wordt ingeschakeld.
! Druk opnieuw op de [ON/OFF]-toets om het effect uit te schakelen.
Opmerking
Het effect kan niet worden toegepast op het AUX-geluid.
Geavanceerde bediening
69
69