F SCHERPSTELLING
F
SCHERPSTELLING
Deze optie bepaalt de manier van scherpstellen van
de camera wanneer Intelligente gezichtsdetectie
is uitgeschakeld (P 33). Wanneer de macromodus
(P 37) is ingeschakeld, stelt de camera scherp op
het onderwerp in het midden van het scherm, on-
geacht welke instelling is geselecteerd.
• r AF (CENTRUM): De camera stelt scherp op het
onderwerp dat zich in het midden van het frame
bevindt. Bij deze instelling kan scherpstelvergren-
deling worden gebruikt (P 35).
• s AF (MULTI): Wanneer de ontspanknop half inge-
drukt wordt, meet de camera contrastrijke onder-
werpen nabij het midden van het frame en selec-
teert de camera het scherpstelveld automatisch
(wordt het scherpstelframe niet weergegeven, se-
lecteer dan r AF (CENTRUM) en gebruik scherp-
stelvergrendeling, (P 35).
P
PROGRAMMA SHIFT
80
F2. 8
82
Half
indrukken
Scherpstelframe
De menu's gebruiken: Opnamestanden
• t AF-VELD KEUZE: Het
scherpstelveld kan handmatig
worden geselecteerd met de
keuzeknop omhoog, omlaag,
links of rechts. Wanneer het
scherpstelframe zich in de gewenste positie
bevindt, drukt u op MENU/OK. Selecteer deze optie
om nauwkeurig te kunnen scherpstellen wanneer
de camera op een statief staat. Let wel, de belich-
ting wordt ingesteld op het onderwerp in het
midden van het scherpstelframe; gebruik AF/
AE-vergrendeling om de belichting in te stellen
voor een ander onderwerp (P 35).
• u CONTINU AF: De camera stelt voortdurend
scherp op het onderwerp om de focus aan te pas-
sen aan eventuele veranderingen in de afstand
tot het onderwerp, zelfs als de ontspanknop niet
is ingedrukt (let wel, hierdoor worden de batte-
rijen extra belast).
• x VOLGEN: Positioneer het
onderwerp in het midden
van het scherpstelveld en
druk op de keuzeknop links
om volgen te selecteren.
Het onderwerp wordt voortdurend gevolgd
terwijl het door het kader beweegt.
KIES AF VELD
OK
ANNULEREN
P
START ZOEKEN
PROGRAMMA SHIFT
250
F3. 1