Koudwaterleiding
Warmwaterleiding
Circulatieleiding
(alleen 380 liter)
Koud- en warmwateraansluitingen
6.1 CV-systeem
Koud- en warmwaterleiding (Zie figuur 6c).
-
Deze bestaan uit een ø15 mm (200L) of 22 mm (380L) koperleiding. Deze kunnen
met knelfittingen worden aangesloten op de drinkwaterinstallatie.
Zie verder hoofdstuk 6.6.
Figuur 6.d
-
Collectorleidingen (Zie figuur 6.e).
De aansluitingen op de boiler bestaan uit ø22 mm geïsoleerde koperleidingen. De
leidingen voor aansluiting op de SolarCollector zijn niet meegeleverd. Het collector-
circuit moet met koperleidingen en knelfittingen (bv. VSH) worden aangesloten en
voorzien zijn/worden van hitte bestendig isolatiemateriaal (bv. Armaflex). Zie voor
leidingdimensionering het installatievoorschrift SolarCollector.
-
Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem.
Deze kunnen 2x ø80 mm of concentrisch ø80/125 mm worden aangesloten.
Het is aan te bevelen alle ketelaansluitleidingen en/of de installatie schoon te
spoelen en/of schoon te blazen alvorens deze aan te sluiten op de ketel.
Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen moeten door middel van knelfittingen aangesloten worden op de in-
stallatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of gefit), moeten verloopstukken
worden gebruikt.
Plaats buiten de ketel het meegeleverd T-stuk met vul- en aftapkraan in de retourleiding
van de installatie naar de ketel.
Het aanbrengen van een warmteslot in de cv-leidingen buiten de ketel is niet nodig. Dit
warmteslot is reeds in de ketel aanwezig.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil test-
water vrijkomen.
De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor
de belasting en de pompcapaciteit. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het
aanvoer- en retourwater gecontroleerd. Tabel 6.1.a geeft de waterverplaatsing weer die
de circulatiepomp kan leveren bij een bepaalde installatieweerstand.
Indien de installatieweerstand hoger is dan de vermelde waarde zal de pomp op maximale
pompcapaciteit gaan draaien en de belasting aanpassen totdat een, voor de regeling
acceptabel, temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourwater is bereikt.
Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschakelen
en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer
afgenomen is.
Aanvoer naar collector
Retour van collector
Thermomanometer
Thermometer
Collectoraansluitleidingen
Figuur 6.e
25