Het apparaat leren kennen
nl
Display
Op het display wordt de temperatuur weergegeven, die
u instelt met de temperatuurknop.
U kunt ook de instellingen bij de tijdfuncties aflezen. De
waarde die op dat moment kan worden ingesteld of
afloopt, staat op de voorgrond. Om de afzonderlijke
tijdfuncties te gebruiken, tipt u meerdere keren op de
toets v. De rode balk geeft boven of onder het
betreffende symbool aan welke waarde op dat moment
op de voorgrond staat.
Verwarmingsmethoden en functies
Met de functiekeuzeknop stelt u de
verwarmingsmethoden en meer functies in.
Om altijd de juiste verwarmingsmethode voor uw
gerecht te kunnen bepalen, geven wij hier uitleg over de
verschillen en toepassingen.
Verwarmings- methode
3D-hetelucht
<
Eco hetelucht
6
Pizzastand
$
Onderwarmte
$
Warmhouden
O
Ontdooien
B
Langzaam garen
;
Grill, groot
(
Circulatiegrillen
7
Boven- en onderwarmte
%
--------
Bij elke verwarmingsmethode geeft het
Aanwijzing:
apparaat een voorgestelde temperatuur of stand weer.
U kunt deze overnemen of in het betreffende bereik
veranderen.
10
Temperatuur
Gebruik
30-275°C
Voor het bakken en braden op één of meerdere niveaus.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingselement aan de achter-
kant gelijkmatig in de binnenruimte.
125-275°C
Voor het gezond bereiden van geselecteerde gerechten op één niveau, zonder voor-
verwarmen.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingselement aan de achter-
kant in de binnenruimte.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het energieverbruik in de cir-
culatieluchtmodus en de energie-efficiëntieklasse gebruikt.
30-275°C
Voor het bereiden van pizza's en gerechten die veel warmte van onderen nodig heb-
ben.
Het onderste verwarmingselement en het ronde verwarmingselement aan de achter-
wand zijn ingeschakeld.
30-250°C
Voor de bereiding au bain-marie en om na te bakken.
De warmte komt van onderen.
60-100°C
Voor het warmhouden van bereide gerechten.
30-60°C
Voor het gezond ontdooien van diepvriesgerechten.
70-120°C
Voor het gezond en langzaam garen van aangebraden, zachte stukken vlees in open
vormen.
De warmte komt bij een lage temperatuur gelijkmatig van boven en van onderen.
Grillstanden:
Voor het grillen van platte stukken, zoals steaks, worstjes of toast, en voor het gratine-
ren.
1 = zwak
Het hele oppervlak onder het grillelement wordt heet.
2 = gemiddeld
3 = sterk
30-275°C
Voor het braden van gevogelte, hele vis en grotere vleesstukken.
Het grillelement en de ventilator schakelen afwisselend in en uit. De ventilator wervelt
de hete lucht rond de gerechten.
30-275°C
Voor traditioneel bakken en braden op één niveau. Bijzonder geschikt voor gebak met
vochtige bedekking.
De warmte komt gelijkmatig van onderen en van boven.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het energieverbruik in de con-
ventionele modus gebruikt.