7.6 Standaardcompressor
1. Aan/uit. Schakelt de compressor in de signaalketen in of uit.
2. Drempel. Stelt het niveau in waarboven de compressor het signaal begint te verzwakken.
3. Verhouding. Stelt de relatie in tussen de mate waarin een signaal de drempel overschrijdt, en de mate waarin het wordt verzwakt. Bij een
verhouding van 1 op 1 (vaak geschreven als 1:1) vindt er geen compressie plaats. Bij een verhouding van 4:1 wordt een signaal dat de
drempelwaarde met 8 dB overschrijdt, verzwakt tot binnen 2 dB van de drempelwaarde (delen door vier). Hoe hoger de verhouding die u
kiest, hoe uitgesprokener het compressoreffect wordt.
4. Aanval. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor begint met het verzwakken van een signaal, zodra het de grens passeert
drempelwaarde.
5. Laat los. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor stopt met het verzwakken van een signaal zodra dit onder de waarde komt
drempelwaarde.
6. Automatisch. Druk hierop om de automatische modus in of uit te schakelen. Wanneer de Auto-modus actief is, werken de Attack- en
Release-besturingselementen niet meer en wordt een voorgeprogrammeerde Attack- en Release-curve gebruikt. In deze modus is de aanval
ingesteld op 10 ms en de release op 150 ms. Alle andere compressorparameters kunnen nog steeds handmatig worden aangepast.
7. Zacht. Druk hierop om Zachte knie in of uit te schakelen. Als deze op 'on' is ingesteld, wordt de compressie in de loop van de tijd geleidelijker
toegepast wanneer de drempel wordt bereikt door het ingangssignaal.
Tip voor ervaren gebruikers: Zeer korte releasetijden van de compressor kunnen een schokkerig of "schokkend"
geluid produceren, vooral bij het comprimeren van instrumenten die veel laagfrequente componenten bevatten, zoals een
rijke akoestische gitaar. Zeer lange releasetijden kunnen resulteren in een overgecomprimeerd of "squashed" geluid. Alle
releasebereiken kunnen echter nuttig zijn, en je moet experimenteren om vertrouwd te raken met verschillende sonische
mogelijkheden.
8. Winst. Stelt de hoeveelheid "make-upversterking" in die op een signaal wordt toegepast. Zodra een signaal is gecomprimeerd, wordt het algehele
niveau ervan vaak verlaagd. Met deze versterkingsregeling kunt u het na compressie weer op het juiste niveau brengen
komt voor.
9. Sleutelfilter. Hiermee wordt de frequentie ingesteld waarop de compressor wordt ingeschakeld. De compressor verwerkt nog steeds het gehele
frequentiebereik, maar wordt pas ingeschakeld als de opgegeven frequentie aanwezig is.
10. Sleutel luisteren. Druk hierop om te luisteren naar het signaal dat wordt gebruikt om de compressor te activeren, zoals ingesteld met het Key Filter
7.6 Standaardcompressor
77