nl
Aansluiting van de zuigleiding
Alle aansluitingen en verbindingen op de zuigleiding moeten dicht zijn, omdat zelfs een lichte indringing
van lucht de zuigkracht van de pomp drastisch vermindert. Bijzondere voorzichtigheid is van toepassing
op de zelfaanzuigende werking van de pomp.
Bij het aansluiten van de zuigleiding wordt het volgende aanbevolen:
► De zuigslang moet van een vormstabiel, versterkt type zijn, omdat de pompen een onderdruk kunnen
genereren. Anders kan de onderdruk ervoor zorgen dat de slang samentrekt en de doorsnede verkleint.
► Gebruik geen leidingen met een kleinere nominale diameter dan de diameter van de pompaansluitingen
om een optimaal zuigvermogen te bereiken. Gebruik bij installatie met zuigwerking en bij het verpompen
van viskeuze vloeistoffen altijd leidingen met een grotere nominale diameter dan de diameter van de
pompaansluitingen.
► De zuigleiding moet voor de zelfaanzuigende werking van de pomp dicht zijn.
► Plaats de pomp zo dicht mogelijk bij het aanzuigpunt. Gebruik een korte zuigleiding om luchtbellen te
voorkomen.
► De verbindingen moeten echt dicht en lekvrij zijn.
► Installeer een filter dat de doorgang van deeltjes boven de gespecificeerde maximale grootte voorkomt
(→Tabel 7). Het oppervlak van het filter moet minimaal 20 keer de nominale doorsnede van de leiding
zijn. Als een filter wordt gebruikt, moet de zuigdruk worden bewaakt om de pomp te stoppen in geval
van cavitatie.
Aansluiting van de persleiding
Alle componenten (slang, leiding, kleppen, enz.) op de persleiding moeten zijn ontworpen voor PN10.
Aansluiting van de perslucht
► Schroef de persluchtslang in de luchtinlaat op het middenblok van de pomp.
► De diameter van de persluchtslang moet overeenkomen met de waarden in Tabel 8.
► De maximale leidinglengte tussen de filterdrukregelaar en de pomp is 5 m. Bij langere leidingen is een
diameter vereist die tussen het luchtafnamepunt en de pompaansluiting niet meer dan 0,2 bar drukval
veroorzaakt.
23