4
Maak de camera gereed.
Houd de handgreep stevig in uw rechterhand en
ondersteun de camerabody of het objectief met uw
linkerhand.
5
Kadreer de foto.
•
Plaats het onderwerp dichtbij het
midden van het kader.
•
Bij standaardinstellingen detecteert
de camera automatisch personen
en plaatst het scherpstelpunt op
hun gezichten of ogen.
6
Druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen.
Als de camera kan scherpstellen,
wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan scherpstellen,
bijvoorbeeld omdat het onderwerp zich te dicht bij de
camera bevindt, knippert het scherpstelveld rood.
Basisfotografie en weergave
39