Micropilot FMR53, FMR54 FOUNDATION Fieldbus
5.
Gebruik de Linearization Typ/ LTYPE parameter voor het kiezen van het type
linearisatie voor de ingangsvariabele (fabrieksinstelling: Direct). Waarborg dat de
instellingen voor de Transducer Scale/XD_SCALE en Output Scale/ OUT_SCALE
hetzelfde zijn voor het Direct linearisatietype . Wanneer de waarden en de eenheden
niet passen, meldt de Block Error/BLOCK_ERR parameter Block Configuration Error
en kan de blokmodus niet worden ingesteld op Auto.
6.
Voer het alarm en kritische alarmmeldingen in via de High High Limit/HI_HI_LIM,
High Limit/HI_LIM, Low Low Limit/LO_LO_LIM en Low Limit/LO_LIM parameters.
De ingevoerde grenswaarden moeten binnen het waardebereik liggen zoals
gespecificeerd door de Output Scale/ OUT_SCALE parameter → 59.
7.
voer de alarmprioriteiten in via de High High Priority/HI_HI_PRI, High Priority/
HI_PRI, Low Low Priority/LO_LO_PRI en Low Priority/LO_PRI parameters.
Meldingen aan het veldhostsysteem worden alleen gegeven bij alarmen met een
prioriteit hoger dan 2.
8.
Stel de blokmodus in op Auto via de Block Mode/MODE_BLK parameter, TARGET-
element. Hiervoor moet de Resource Block en de Setup Transducer Block ook zijn
ingesteld op de Auto block mode.
11.1.5
Aanvullende configuratie
1.
Koppelen van functieblokken en uitgangsblokken.
2.
Download na het specificeren van de actieve LAS, alle gegevens en parameters naar het
veldinstrument.
11.2
Schaalinstelling van de meetwaarde in een AI Block
Wanneer het linearisatietype L_TYPE = indirect is gekozen in een AI block, kan de
meetwaarde binnen het blok worden geschaald. Het ingangsbereik wordt gedefinieerd door
de XD_SCALE parameter via de EU_0 en EU_100 elementen. Dit bereik wordt lineair
opgenomen aan het uitgangsbereik zoals gedefinieerd door de OUT_SCALE parameter via de
EU_0 en EU_100 elementen.
Endress+Hauser
Inbedrijfname (block-gebaseerde bediening)
59