Deel 2: Overzicht van aanduiding en instelwaarden
!
De kleine waarden veroorzaken een snel regelgevend
gedrag en konden aan een schommeling van de
boilertemperatuur veroorzaken.
T-KETEL MAX (Maximale temperatuur van de warmtebron)
Beschermt tegen oververhitting van de warmtebron /
verhindert het aanspreken van de veiligheidsbegrenzer
(STB).
Begrenzing van de temperatuur van de warmtebron om
energie te besparen.
!
Let op: werkt ook bij warmwaterbereiding.
T-KETEL MIN (Minimale temperatuur van de warmtebron)
Vermindert condensaatvorming in de warmtebron bij geringe
warmtevraag. De uitschakeling van de warmtebron geschiedt
in alle gevallen op zijn vroegst bij het bereiken van de
minimale temperatuur van de warmtebron
Min T-ketel + BRANDER DIF
(zie ook MODE MIN T).
STARTONTL (opwarmontlasting)
Verkort het werken in het condensgebied. De
circulatiepompen worden uitgeschakeld en de mengventielen
worden dicht gestuurd, tot de warmtebron de
opwarmtemperatuur heeft bereikt.
MODE MIN T (minimaalbegrenzing warmtebron)
Vermindert condensaatvorming in de warmtebron bij geringe
warmtevraag. De uitschakeling van de warmtebron geschiedt
in alle gevallen op zijn vroegst bij het bereiken van de
minimale temperatuur van de warmtebron Min T-ketel +
BRANDER DIF.
00 = minimaalbegrenzing op stooklijn
De warmtebron schakelt aan als men onder de door
verbruikers vereiste temperatuur komt (T-KETEL
GEW).
01 = minimaalbegrenzing bij stookbehoefte
De warmtebron houdt bij stookbehoefte
(pompenvrijgave) minstens de ingestelde minimale
temperatuur Min T-ketel.
02 = permantente minimaalbegrenzing (24 h) De warmtebron
houdt 24 uur minstens de ingestelde minimale
temperatuur Min T-ketel.
MENU MONTEUR
35