5
Inbedrijfstelling
5
Inbedrijfstelling
5.1
Inleiding in werking en bediening
De installateur moet de gebruiker uitgebreid informeren over
de werking en de bediening van de verwarmingsinstallatie en
hem de technische gegevens ter beschikking stellen.
5.1.1 Waterdruk controleren
Steek de stekker van het cv-toestel in de wandcontactdoos.
Open het klepje aan de voorzijde van het cv-toestel door op
het symbool aan de bovenzijde van het klepje te drukken
(afb. 4).
Zet de aan-/uitschakelaar (afb. 5, pos. 1) in stand "1".
Waterdruk controleren, door de serviceknop (afb. 5, pos. 2)
op het bedieningspaneel BC10 (de bedieningseenheid van
het toestel) een of meerdere malen in te drukken tot Px.x,
bijvoorbeeld [p/1.0| in het display verschijnt (afb. 5, pos. 4).
De optimale vuldruk is 1,0 tot maximaal 2,0 bar. Bij een druk
lager dan 1,0 bar hoofdstuk 5.2 "Bijvullen en ontluchten van
de cv-installatie" uitvoeren, anders verder met hoofdstuk
5.3 "Ingebruikname".
12
Afb. 4
Klepje openen
uitgave 03/2007