6. De eerste hefarm wordt als volgt bevestigd aan de
tractie-eenheid:
A. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee
de grendelkap is bevestigd aan de hefarm.
B. Draai de ontsluithendel omhoog.
C. Schuif de hefarm van het maaidek op de
hefarm van de tractie-eenheid en steek hierbij de
asvergrendeling in de gleuf in de hefarm van de
tractie-eenheid.
Opmerking: Als de vergrendeling niet in de gleuf
in de hefarm van de tractie-eenheid valt, moet u
het gietstuk van de hefarm hoger of lager zetten
door dit vanachter de voorwielen naar boven of
naar beneden te duwen.
D. Draai de ontsluithendel omlaag en draai deze
rechtsom vast.
7. Monteer de andere hefarm op de tractie-eenheid
door het maaidek in de richting van de tractie-eenheid te
draaien, de hefarm en de arm van de tractie-eenheid uit
te lijnen en stap 5 te herhalen. Als de vergrendeling niet
in de gleuf in de hefarm van de tractie-eenheid valt, zijn
de armen niet uitgelijnd.
A. Als de hefarmen van de tractie-eenheid niet
de correcte hoogte hebben om de hefarmen van
het maaidek hierop te kunnen schuiven, moet u
de gietstukken van de hefarmen vanachter de
voorwielen naar boven of naar beneden duwen,
totdat de armen van het maaidek zijn uitgelijnd en
op de hefarmen van de tractie-eenheid kunnen
worden geschoven.
B. Als de hefarmen op het maaidek niet van links
naar rechts zijn uitgelijnd: Draai de zwenkwielen
opzij zodat het maaidek gemakkelijker naar links
en rechts kan bewegen. Beweeg het maaidek
naar links en naar rechts totdat de hefarmen zijn
uitgelijnd
en
op
geschoven.
8. Beweeg het maaidek van links naar rechts om te
controleren of het vastzit en zet indien nodig de
vergrendelingen opnieuw vast.
9. Monteer de grendelkappen op de hefarmen en zet
deze vast met gaffelpennen en R-pennen.
10. Verbind de aandrijfas met de tractie-eenheid.
11. Sluit de naaldklep en laat de stoel neer.
12. Start de tractie-eenheid, hef het maaidek op in de
hoogst mogelijke positie en zet de motor af.
13. Plaats de maaihoogtekettingen in één lijn met het
gat voor de gewenste maaihoogte, monteer de
gaffelpen en zet deze met de R-pen vast.
ONDERHOUD
elkaar
kunnen
worden
SMEEROLIE VAN TANDWIELKAST
VERVERSEN
(Fig. 22)
De smeerolie in de tandwielkast moet na de eerste
400 bedrijfsuren en daarna om de 1600 bedrijfsuren
worden ververst.
1. Plaats de machine en het maaidek op een
horizontaal oppervlak.
2. Draai de borgmoer van de vaste spanpoelie los.
3. Draai indien nodig de veerspanningsmoer los en
verwijder de riem.
4. Verwijder de (4) borgmoeren waarmee de
bevestigingsplaat van de tandwielkast vastzit aan het
maaidek.
5. Haal de riem van de poelie af.
6. Verwijder de aftapplug uit het uiteinde van de
tandwielkast en kantel de tandwielkast zodat de
smeerolie uit de tandwielkast kan lopen.
7. Plaats de riem op de poelie.
8. Monteer de tandwielkast weer aan het maaidek.
9. Verwijder de vulplug op het uiteinde van de
tandwielkast en de controleplug op de zijkant van de
tandwielkast. Vul bij met SAE 80–90 wt. tandwielolie
totdat het oliepeil de onderkant van de opening op de
zijkant bereikt.
10. Plaats de controleplug weer in de zijkant van de
tandwielkast en de vulplug in het uiteinde van de
tandwielkast.
11. Stel de riem weer af. Zie Drijfriemen vervangen.
2
1
4
Figuur 22
1. Bevestigingsplaat van tandwielkast
2. Vulplug
3. Controleplug
4. Magnetische aftapplug
3
19