2. Selecteer een vertragingswaarde van 00 tot 10 minuten met behulp van de
knoppen voor waardeselectie (2 en 4).
3. Druk op Enter.
4. Sla uw wijzigingen op.
Zodra de vertraging geconfigureerd is, moet de vertraging geactiveerd worden op
het operator gebruikersniveau.
Doe het volgende om een geconfigureerde vertraging te activeren:
1. Verlaat het installateur gebruikersniveau.
2. Voer het operator gebruikersniveauwachtwoord in.
3. Druk op de knop vertraging doormelding.
Een continue LED voor vertraging doormelding geeft aan dat de vertraging
geactiveerd is.
Brandvertragingsbediening
Vertragingen kunnen geconfigureerd worden voor brandsounders en voor
evacuatie. Deze vertragingen zullen uitsluitend toegepast worden wanneer
alle volgende zaken gelden:
•
De geconfigureerde vertraging werd geactiveerd
•
Het initiërende apparaat is een detector of een handbrandmelder die
geïnstalleerd werd in een automatische zone of het initiërende apparaat is
een detector die geïnstalleerd werd in een gemengde zone
•
Het initiërende apparaat is geconfigureerd in een zone voor vertragingen (de
standaardconfiguratie)
Wanneer de bovenstaande punten niet gelden, activeert het bedieningspaneel
de brandsounders en evacuatiesirene onmiddellijk na de detectie van het
brandalarm.
De sirenevertragingen worden genegeerd wanneer het alarm gedetecteerd wordt
in een bluszone.
Uitbreidingskaarten toevoegen
Om een uitbreidingskaart toe te voegen aan het systeem dient u de kaart
te installeren en vervolgens het systeem te configureren. Raadpleeg de
installatiegids van de kaart voor installatie-instructies. Verwijs naar het
onderwerp "Configuratie van uitbreidingkaart" op pagina 55 voor configuratie-
instructies.
KFP-CX3 Installatiehandleiding
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
35