1
ontgrendelingslipje
2
4
kaartrandingang
5
LET OP:
Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze met een netwerk verbonden zijn. Om een elektrische schok
te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de computer iet op het stopcontact is aangesloten voordat u een kaart aanbrengt.
6. Plaats de kaart in de ingang en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.
1 volledig geïnstalleerde kaart 2 niet volledig geïnstalleerde kaart 3 beugel binnen sleuf
4 beugel buiten de sleuf
7. Zet de kaart(en) vast door de kaartvergrendelingsmechanisme te sluiten. Het mechanisme moet vastklikken.
KENNISGEVING:
Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de
computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
8. Sluit alle kabels aan die op de kaart zouden moeten zijn aangesloten.
9. Breng de computerkap opnieuw aan (zie
OPMERKING:
Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd meegeleverd voor informatie over de kabelverbindingen voor de kaart.
10. Als u een geluidskaart hebt geïnstalleerd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio (Ingebouwde audio) in de groep Onboard Devices (Ingebouwde apparaten) en
wijzig de instelling in Off (Uit) (zie Systeemsetupprogramma).
b. Sluit externe audio-apparatuur aan op de ingangen van de geluidskaart. Sluit geen externe audio- apparatuur aan op de line-in-ingang op het
achterpaneel van de computer (zie
kaartvergrendelingsmechanisme
kaartingang
De computerkap opnieuw
ingangen op het
achterpaneel).
3
kaart
aanbrengen).