3. Als u een nieuwe kaart installeert, verwijdert u eerst de vulbeugel om voor een kaartsleufopening te zorgen. Ga vervolgens verder met
4. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen. Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn
aangesloten. Ga vervolgens verder met stap 6.
5. Maak de kaart gereed voor installatie.
LET OP:
Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze met een netwerk verbonden zijn. Om een elektrische schok
te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de computer niet is aangesloten op het stopcontact voordat u een kaart aanbrengt.
N.B.
Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd geleverd voor informatie over het configureren van de kaart, het maken van interne
verbindingen of het aanpassen van de kaart op uw computer.
6. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.
1
volledig geïnstalleerde kaart
4
beugel buiten de sleuf
7. Voordat u het kaartvergrendelingsmechanisme sluit, moet u controleren of:
De bovenzijden van alle kaarten en de vulbeugels zich op één lijn bevinden met de uitlijningsgeleider
l
De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past
l
8. Zet de kaart(en) vast door de kaartvergrendelingsmechanisme te sluiten. Het mechanisme moet vastklikken.
KENNISGEVING:
Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de
computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
9. Sluit alle kabels aan die op de kaart zouden moeten zijn aangesloten.
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie
N.B.
Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd meegeleverd voor informatie over de kabelverbindingen voor de kaart.
11. Als u een geluidskaart hebt geïnstalleerd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio (Ingebouwde audio) in de groep Onboard Devices (Ingebouwde apparaten) en
wijzig de instelling in Off (Uit) (zie Systeemsetupprogramma).
b. Sluit externe audio-apparatuur aan op de aansluitingen van de geluidskaart. Sluit geen externe audio-apparatuur aan op de line-in-ingang op
het achterpaneel van de computer (zie
KENNISGEVING:
Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
12. Als u een netwerkadapter hebt geïnstalleerd en de ingebouwde netwerkadapter wilt deactiveren:
2
niet volledig geïnstalleerde kaart
De computerkap opnieuw
ingangen op het
achterpaneel).
3
beugel binnen sleuf
aanbrengen).
stap
5.