2.3 Trefwoorden
2.3.1 Statusindicatie
1. LED-statusindicatielampje
1) Normale status
1- Normaliter aan
Het LED-indicatielampje gaat normaliter branden wanneer een van de volgende situaties wordt
weergegeven:
a) In het gecentraliseerde bedieningsnetwerk bevinden zich een of meer airconditioners in
operationele toestand.
b) Door de werking van de gecentraliseerde bediening, zal wanneer de gecentraliseerde bediening
de opdracht naar de airconditioner verzenden, het LED-indicatielampje normaliter branden. Zodra
het klaar is met verzenden, zal de LED-indicatielamp uit zijn.
2- Uit
De airconditioners in het gedecentraliseerde bedieningsnetwerk staan allemaal uit.
2) Abnormale status
Als de airconditioner in de gecentraliseerde bediening een fout vertoont of als de bediening een fout heeft, zal
de LED-indicator knipperen als 2 Hz.
2. Achtergrondverlichting
Wanneer de achtergrondverlichting uit is, drukt u op een willekeurige toets behalve " ", het achterlicht gaat dan
aan. Druk op de toets van de gecentraliseerde bediening de achtergrondverlichting gaat aan.
30s of langer geen toetsactiviteit en de achtergrondverlichting gaat uit.
3. Zoemer
Als de achtergrondverlichting aan is en de gecentraliseerde bedieningstoets is ontgrendeld, drukt u op een
willekeurige toets (met uitzondering van de
functie, de zoemer gaat maar één keer. Als deze toets een lange drukfunctie heeft, zal de gecentraliseerde
bediening de relatieve functie uitvoeren en zal de zoemer slechts eenmaal gaan.
Als de achtergrondverlichting uit is, druk op een willekeurige toets (behalve op de
achtergrondverlichting licht op, de gecentraliseerde bediening zal de toets niet bedienen en de zoemer zal niet
afgaan.
2.3.2 Inschakelen of resetten
Als de gecentraliseerde bediening wordt ingeschakeld of gereset via de toets
De zoemer gaat 2 seconden lang: alle displaysegmenten van het lcd-scherm lichten 2 seconden lang op en gaan dan
uit;
1 seconde later gaat het systeem in de normale weergavestatus. De gecentraliseerde bediening bevindt zich op de
hoofdpagina en geeft de eerste pagina weer en zoekt de airconditioners in het netwerk die in gebruik zijn.
Zodra het zoeken is voltooid, gaat de gecentraliseerde bediening naar de modusinstelpagina en stelt standaard de
eerste airconditioner in die in bedrijf is.
2.3.3 Noodsluiting en gedwongen inbedrijfsinstelling
Als de noodstopschakelaar van de gecentraliseerde bediening is ingeschakeld, worden alle airconditioners in
het netwerk van de gecentraliseerde bediening gedwongen uitgeschakeld. De gecentraliseerde bediening en
computer en alle functionele modules zijn uitgeschakeld vanaf het opstarten en uitschakelen tot het moment dat
de noodstopschakelaar wordt uitgezet. Als de geforceerde inschakelingsschakelaar van de gecentraliseerde
bediening is ingeschakeld, worden alle airconditioners in het netwerk van de gecentraliseerde bediening
gedwongen ingeschakeld. Standaard lopen ze in de koelmodus. Het opstarten en uitschakelen van de
gecentraliseerde bediening en de computer en alle functionele modules worden uitgeschakeld (alleen het
commando van opstarten wordt naar de airconditioner gestuurd zonder dat de werking van de
afstandsbediening na het opstarten wordt beïnvloed) totdat de geforceerde inschakeling wordt uitgeschakeld.
Indien de voorgaande twee schakelaars gelijktijdig worden ingeschakeld, heeft de noodstopschakelaar de
voorkeur.
), de gecentraliseerde bediening gaat door in relatieve
12
toets), alleen de
: