6-BEVEILIGINGEN EN ALARMEN
DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Het product is uitgerust met de volgende veiligheidsvoorzieningen:
TEMPERATUURSONDE ROOK
Meet de temperatuur van de rookgassen en geeft toestemming om het product te starten, of stopt het als de temperatuur van de
rookgassen onder de van te voren ingestelde waarde daalt.
VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT VAN DE PELLETVOORRAADBAK
Als de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de werking van het product onmiddellijk gestopt en om te herstarten
moet gewacht worden tot het product afgekoeld is. Voor het hervatten van de werking moet keuzeschakelaar "D" op "Off " staan.
ELEKTRISCHE BEVEILIGING
Het product wordt door een hoofdzekering beveiligd tegen sterke stroomschommelingen. Deze zekering bevindt zich in het
voedingspaneeltje op de achterkant van het product. Er zijn andere zekeringen voor de beveiliging van de elektronische kaarten op deze
kaarten zelf gesitueerd.
ROOKVENTILATOR KAPOT
Als de ventilator stopt met werken, blokkeert de elektronische kaart zo snel mogelijk de toevoer van pellets en wordt het alarm
weergegeven.
REDUCTIEMOTOR KAPOT
Als de reductiemotor stopt met werken, blijft het product functioneren tot het minimumniveau van de koeling wordt bereikt.
TIJDELIJKE STROOMONDERBREKING
Als zich tijdens de werking een stroomonderbreking voordoet, zal het product wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld in de
modaliteit van de afkoeling gesteld worden en vervolgens automatisch opnieuw ingeschakeld worden.
GEEN ONTSTEKING
Als tijdens de inschakeling geen vlam ontstaat, treedt het product in alarm.
HET IS VERBODEN DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ONKLAAR TE MAKEN.
Pas nadat de oorzaak van de inwerkingtreding van het veiligheidssysteem verholpen is, kan het product weer ingeschakeld
worden zodat de automatische werking van de sonde wordt hersteld. Om te weten welke storing zich voordeed, moet deze
handleiding geraadpleegd worden; voor elk alarmbericht wordt uitgelegd hoe gehandeld moet worden om het probleem op
te lossen.
34