Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
•
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van
beelden die zijn omgezet naar
•
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
•
Beelden die kunnen worden bijgesneden, hebben dezelfde breedte-
hoogteverhouding na het bijsnijden.
•
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Selecteer [Trimmen].
●
Druk op de knop n, selecteer [Trimmen]
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
●
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
●
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
●
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
●
Met de knop l wijzigt u de richting van
het kader.
●
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door de controleknop Ê te
draaien.
●
Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
●
Voer stap 4 en 5 op
(p.
144), kunnen niet worden bewerkt.
p. 144
uit.
(p. 79)
of
145