■ Veelzijdige tonen
De ingebouwde tonen van de Digitale Piano omvatten
"veelzijdige tonen" (drie gitaartonen, twee bastonen en twee
kopertonen) die kunnen worden gebruikt voor het creëren van
computermuziek. Veelzijdige tonen wijzen
uitvoeringsgeluiden die kenmerkend zijn voor een bepaald
muziekinstrument (zoals een gitaarglissando, fretgeluid enz.)
toe aan elke klaviertoets (noot) en aanslagsnelheid. Zie
met veelzijdige
tonen" (pagina NL-66) voor informatie over de
geluiden die worden toegewezen bij elke veelzijdige toon en
aanslagsnelheid.
Lagen en splitsingen aanbrengen
in tonen
U kunt het toetsenbord zodanig configureren dat het twee
verschillende tonen tegelijkertijd speelt (lagenfunctie) of twee
verschillende tonen speelt op het linker en het rechter bereik
(splitsfunctie). U kunt de lagen- en de splitsfunctie in
combinatie gebruiken en op die manier drie verschillende
tonen tegelijkertijd spelen.
Bij het spelen van een afzonderlijke toon op het toetsenbord
wordt enkel het Upper1 gedeelte gebruikt. Wanneer twee
tonen worden gelaagd, worden het Upper1 gedeelte en het
Upper2 gedeelte gebruikt. Bij het splitsen van het toetsenbord
in twee tonen speelt het lage bereik van het toetsenbord het
Lower gedeelte.
Lower
■ Indicators voor toetsenbordgedeelten
De indicators voor de toetsengedeelten tonen de huidige
splits- en lagenstatus van het toetsenbord. De brandende
indicator geeft aan welk toetsenbordgedeelte er klinkt.
U1 (Upper1) indicator
U2 (Upper2) indicator
L (Lower) indicator
Wanneer
(toonindicator) brandt, staat er een pijltje ()
rechts naast een van de gedeeltenindicators. Wanneer de
toon wordt veranderd, verandert de toon van het gedeelte
waar het pijltje () staat.
• Veranderen van de tooninstelling beïnvloedt het Upper2
gedeelte wanneer de lagenfunctie is ingeschakeld en het
Lower gedeelte wanneer de splitsfunctie is ingeschakeld.
• Als u de splits- en/of lagenfunctie heeft ingeschakeld, kan
bij het toewijzen van DSP-tonen aan meerdere gedeelten
(pagina NL-14) de geluidskwaliteit van het Upper2 gedeelte
en/of Lower gedeelte worden beïnvloed. Als bijvoorbeeld
de lagenfunctie is ingeschakeld en u DSP-tonen toewijst
aan het Upper1 gedeelte en het Upper2 gedeelte, wordt het
effect van het Upper2 gedeelte geëlimineerd, wat van
invloed is op de toonkwaliteit.
"Kaart
Upper1
Upper2
■ Aanbrengen van een laag met twee tonen
• Controleer of de U2 (Upper2) en L (Lower) indicators niet
op het display worden getoond voordat met deze procedure
wordt begonnen. Als een van de indicators wordt
weergegeven, drukt u op co LAYER en/of cn SPLIT
zodat de indicators niet worden getoond.
1.
Druk op bq TONE.
• Controleer of het pijltje () rechts naast de U1
(Upper1) indicator staat.
2.
Gebruik de bo regelaar om een toon voor het
Upper1 gedeelte te selecteren.
Voorbeeld: 32 ELEC.PIANO 1
E . P i a n o 1
3.
Druk op co LAYER.
De U2 (Upper2) indicator verschijnt met rechts ernaast
het pijltje ().
4.
Gebruik de bo regelaar om een toon voor het
Upper2 gedeelte te selecteren.
Voorbeeld: 226 STRINGS
S t r i n
5.
Speel iets op het toetsenbord.
Beide tonen klinken tegelijkertijd.
• Druk nogmaals op co LAYER om de lagenfunctie uit
te schakelen.
Spelen op het toetsenbord
Brandt
s
g
NL-15