Centrale server 2 Afbeelding 55
(k) Sla alle wijzigingen op en sluit het menu op de MDR. De MDR wordt dan opnieuw opgestart om de recente wijzigingen door te voeren.
(l) Nadat de eenheid opnieuw is opgestart, controleert u de status van de mobiele netwerkverbinding door op de afstandsbediening op de knop
ENTER te drukken. Zie Mobiel netwerk signaalinformatievenster Afbeelding 56. In deze fase alleen het mobiel netwerksignaal controleren.
(m) De mobiele netwerksignaalwaarde moet 9 of hoger zijn om een goede verbinding te garanderen. Het niveaubereik van de mobiele signalen
ligt tussen 0 en 31. 1-8 is een slechte ontvangst, 9 -15 is een goede ontvangst en boven de 15 is uitstekend. DIALLED UP (INGEBELD)
betekent dat de MDR door de netwerkprovider is herkend.
(n) De MDR IP kan worden bevestigd door te drukken op: ENTER DOWN ARROW (PIJL OMLAAG). Zie Mobiel netwerkinformatievenster
Afbeelding 57.
(o) CENTER SERVER 2 toont de melding SUCCES (SUCCES) wanneer de MDR verbinding heeft met de MDR mobiele netwerkserver.
(p) Wijs op de pagina REGISTER INFO (REGISTRATIE-INFO) een DEVICE ID (APPARAAT ID) toe aan de MDR en noteer deze. Zie Mobiel
netwerk registratie-informatie Afbeelding 58. Dit is een uniek nummer dat gebruikt wordt om deze specifieke eenheid te identificeren. In dit
voorbeeld is 00708 gekozen (deze mag bestaan uit alfanumerieke tekens). Brigade raadt aan het kenteken van het voertuig te gebruiken
als nummer voor apparaat-ID ZONDER SPATIES
Mobiel netwerkinformatievenster Afbeelding 57
(q) Configureer de SUB-STREAM-parameters om de bandbreedte te reduceren die wordt gebruikt voor de live videotransmissie. De volgende
instellingen zijn gebruikt: bitsnelheid van 4096 kbps op 4 kanalen met CIF-kwaliteit en 18 fps. Zie MDR sub-stream instellingen Afbeelding
41. Brigade stelt voor gebruik te maken van 512 kbps met CIF-kwaliteit bij 5 fps.
5.2 MDR-Dashboard 2.0 configuratie (mobiel netwerk)
5.2.1
Aanmelden in servermodus (mobiel netwerk)
(a) U kunt het server-IP direct intypen in Mobiel netwerk MDR-Dashboard Afbeelding 59 of de onderstaande stappen volgen.
(b) Klik op ADVANCED (GEAVANCEERD) om het venster in Mobiel netwerk geavanceerde instellingen Afbeelding 60 op te roepen. Zo is het
mogelijk om meerdere servernamen en bijbehorende IP-adressen op te slaan.
(c) Klik op ADD (TOEVOEGEN) waardoor Wi-Fi-server toevoegen Afbeelding 61 wordt weergegeven. De SERVER NAME (SERVERNAAM)
mag maximaal 21 alfanumerieke tekens bevatten. De SERVER IP moet numerieke waarden bevatten en in de indeling xxx.xxx.xxx.xxx
staan.
(d) Als u extern toegang wilt verschaffen tot de mobiele netwerkserver (buiten de firewall), moet u het externe IP-adres van de firewall
gebruiken. Externe mobiel netwerkserver Afbeelding 62 toont hoe de server extern de naam mobiel netwerkserver heeft gekregen en het IP
is ingevoerd als 12.345.6.78.
(e) Als u intern toegang wilt verschaffen tot de mobiele netwerkserver (binnen de firewall), moet u het IP-adres van de MDR-server-PC
gebruiken. Interne mobiel netwerkserver Afbeelding 63 toont hoe de server intern de naam mobiel netwerkserver heeft gekregen en het IP
is ingevoerd als 192.168.14.100.
(f) Kies Mobiel netwerk SERVER INTERN en klik op OK. Daarna verschijnt Mobiel netwerk aanmelding Afbeelding 64.
(g) Als GEBRUIKER, WACHTWOORD of SERVER IP onjuist zijn ingevoerd, verschijnt de melding "Login failed (Aanmelden mislukt).
(h) De GEBRUIKER is standaard admin en het WACHTWOORD is standaard admin. Als u wilt, kunt u de optie SAVE PASSWORD
(WACHTWOORD OPSLAAN) inschakelen.
Mobiel netwerk signaalinformatievenster Afbeelding
56
Mobiel netwerk registratie-informatie Afbeelding
58
19