Elektrische aansluiting
CANBusbedradingsschema
URB 2
Fig. 11
Opgelet
Alleen in lijn bedraden, geen steraansluiting!
n
Afschermingen van de stuurkabels doorgaand onderling verbinden en eenmaal op het
n
centrale aardpunt (ZEP) aansluiten. Wanneer potentiaalvereffeningsstromen kunnen
worden verwacht, bijvoorbeeld in buiten opgestelde installaties, moet de afscherming
van het centrale aardpunt worden gescheiden.
Ter beveiliging van de schakelcontacten moet het circuit met een zekering T 2,5 A
n
worden afgezekerd of conform de TRDvoorschriften (1 A bij 72 uursbedrijf).
Wanneer twee of meerdere systeemcomponenten in een CANbusnetwerk zijn
n
opgenomen, moet op het eerste en het laatste instrument een afsluitweerstand 120 Ω
worden aangesloten! Fig. 11
Het CANnetwerk mag tijdens bedrijf met één of meerdere systeemcomponenten niet
n
worden onderbroken!
Bij de onderbreking wordt het veiligheidscircuit geopend!
Indien de besturing moet worden vervangen, klemmenstrook 9 demonteren.
Fig. 3
Voordat de CANbuskabel van de klemmenstrook wordt losgemaakt, moeten alle
aangesloten systeemcomponenten uit bedrijf worden genomen!
Vervolg
NRS, NRR, LRR,
ZEP
TRS, URB 1
RES 2
NRG, LRG,
EF, URZ
TRV
RES 1
19