3.
Start de motor.
4.
Laat de maaier twee minuten lopen.
5.
Zet de motor af.
6.
Draai de kraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
7.
Start de maaier opnieuw en laat hem enkele
minuten lopen om hem te laten drogen.
8.
Als aan de onderkant van het maaidek veel gras
is aangekoekt, sluit u de tuinslang opnieuw aan
op de wasaansluiting, u draait de kraan helemaal
open en laat de maaier twee minuten lopen. Stop
de maaier en draai de kraan dicht. Laat de maaier
30 minuten weken. Daarna de kraan weer
helemaal open draaien en de maaier nog eens
twee minuten laten lopen.
MOGELIJK GEVAAR
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting kan leiden tot uitgeworpen
voorwerpen of contact met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met uitgeworpen voorwerpen of
het maaimes kan ernstig of zelfs fataal letsel
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting direct vervangen alvorens
de maaier opnieuw te gebruiken.
Eventuele gaten in de maaier dichtmaken
met bouten en moeren.
Nooit handen of voeten onder de maaier of
door openingen in de maaier steken.
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v. wassen is verwijderd, tilt u
de maaier op en schraapt u het resterende vuil weg.
18
1.
Laat de motor lopen totdat hij afslaat. Probeer de
motor nog eenmaal te starten om te controleren
of alle benzine uit de carburateur is verbruikt.
2.
Trek de bougiekabel van de bougie.
3.
Wanneer een graszak aangebracht is, het deurtje
in de maaikast sluiten en graszak verwijderen.
4.
Zet de maaier op zijn linkerkant (fig. 27). Zorg
ervoor dat het mes niet draait, omdat daardoor
startproblemen kunnen ontstaan.
5.
Verwijder vuil en maaisel met een houten
schraper. Vermijd naden en scherpe hoeken.
6.
Zet de maaier weer rechtop.
7.
Vul de brandstoftank met benzine.
8.
Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriem
Houd het deel onder de drijfriem schoon.
1.
Zet de motor af en verwijder de bouten waarmee
het deksel aan de maaikast is bevestigd (fig. 28).
Til het deksel op en verwijder alle
verontreinigingen rondom de drijfriem. Plaats
daarna het deksel weer over de drijfriem.
Stalling
1.
Vóór langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een
brandstofadditief gebruiken. Voor het aftappen
van de benzine, zie Aftappen van benzine,
pagina 14. Nadat benzine afgetapt is, motor
starten en stationair laten draaien tot alle benzine
verbruikt is en motor stopt. Startprocedure nog
tweemaal herhalen om te verzekeren dat alle
benzine uit de motor verwijderd is. Als benzine
niet afgetapt wordt, vormt zich een gomachtige
vernisaanslag, waardoor motor slecht gaat lopen
en mogelijk problemen met starten krijgt.