Gras maaien
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het 's zomers heet is, is het over het
algemeen aan te raden het gras te maaien op
maaihoogte C, D, of E. Slechts ongeveer 1/3 van
de lengte van het gras moet worden afgemaaid.
Afgeraden wordt om onder de C-hoogte te
maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de
herfst is, en het gras langzamer groeit.
Als er lang gras gemaaid moet worden, stel de
maaier dan tijdens de eerste maaironde in op een
hogere maaistand en een lagere snelheid. Maai
het gras daarna nog eens op de normale
maaihoogte-instelling. Maait u te lang gras, dan
kan de maaier verstopt raken en de motor
afslaan.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon
verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u
een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de hoogte van de voorwielen één stand
lager in dan die van de achterwielen.
Bijvoorbeeld: stel voorwielen in op "C"
en achterwielen op "D".
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag
fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het
nodig hiervoor één of meer keren over de
bladeren heen te gaan.
10
Als u slechts een lichte bladlaag wilt maken, zet
u alle wielen op dezelfde maaihoogte.
Als er meer dan 12,7 cm bladeren op het gazon
ligt, zet u de voorwielen één of twee standen
hoger dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de
bladeren gemakkelijker onder het maaivlak
worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren
niet fijn genoeg worden gemaakt om in het gras
verborgen te worden.
Als u veel eikeblad fijnmaakt, wordt aanbevolen
in het voorjaar kalk op het gras te brengen. Kalk
neutraliseert het zuur van de eikebladeren.
Gebruik en
bediening
Tips voor bediening en gebruik
1.
CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL -
Het oliepeil moet tussen de ADD- en
FULL-markeringen op de peilstok staan (fig. 6).
2.
VOOR HET MAAIEN – Controleer of de
zelfaandrijving en de bedieningsstang goed
functioneren. Wanneer u de bedieningsstang
loslaat, moeten de motor en de zelfaandrijving
stoppen.
Starten, stoppen en
aandrijving
1.
BEDIENINGSORGANEN - De gasregelknop,
grondsnelheidsknop, bedieningsstang en
repeteerstarter bevinden zich op de bovenkant
van de handgreep (fig. 7).
NB.:
De motor moet één of meer minuten
warmlopen, afhankelijk van de
omgevingstemperatuur.
2.
Druk de kabel op de bougie.
3.
Zet de grondsnelheidsknop in de stand
.