VOORZORGSMAATREGELEN
• Zet de voedingskabel en de aardingskabel met de binder
vast op de besturingskast.
• Monteer de bekabeling altijd netjes, zorg ervoor dat het dek-
sel van de besturingskast niet omhoog gedrukt wordt en
monteer vervolgens het deksel. Let er bij het bevestigen van
het deksel van de besturingskast op dat de bekabeling niet
wordt afgeklemd.
• Voer de zwakstroombekabeling (kabel naar de afstandsbedi-
ening en de besturingsbekabeling) en de sterkstroombeka-
beling (aarding en voedingsbekabeling) buiten de
airconditioner niet door dezelfde buis en houdt daarbij een
minimale afstand aan van 50 mm. Als ze te dicht bij elkaar
geïnstalleerd worden kunnen elektrische interferentie, storin-
gen en defecten ontstaan.
• Een hoofdschakelaar of een andere manier om te onderbre-
ken, met een contactscheiding op alle polen, moet conform de
betreffende lokale en nationale wetgevingen in de vaste
bedrading voorzien zijn.
Merk op dat het toestel automatisch opnieuw zal starten wan-
neer de elektrische hoofdvoeding uitgeschakeld en vervol-
gens opnieuw aangeschakeld wordt.
[ VOORZORGSMAATREGELEN ]
• Meer informatie over hoe u de bekabeling van de
afstandsbediening installeert, vindt u in de "INSTALLATIE-
HANDLEIDING VOOR DE AFSTANDSBEDIENING".
• Zie bij het monteren van de bekabeling ook het label
"Bedradingsschema" op het deksel van de besturingskast.
• Sluit de bekabeling voor de afstandsbediening aan op de
juiste aansluitingen.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Sluit de voedingskabel nooit aan op het aansluitingen-
blok voor de afstandsbediening of de besturingsbekabe-
ling. Hierdoor zal het hele systeem beschadigen.
[ Aansluiten van de bekabeling, de bekabeling voor de
afstandsbediening en de besturingskabel ] (Zie Afb. 18)
Printplaat voor binnen (geheel)
Aansluitingenblok (6P)
Bedrading voor
afstandsbediening
Transmissiebedrading
P1 P2 F1 F2 T1 T2
TRANSMISSIE-
AFSTANDS-
BEDIENING
BEDRADING
Afb. 18
• Voedings- en aardingkabels
Verwijder het deksel van de besturingskast.
Trek vervolgens de kabels via de doorvoeropening in het
apparaat en sluit ze aan op het aansluitingenblok (3P).
Zorg ervoor dat de isolatiemantel van de kabel tot in de bes-
turingskast komt.
Nederlands
Aansluitingenblok (3P)
Bedrading
doorheen gat
Bedrading
elektrische voeding
Aardingsdraad
Kabelbinders
Bedrading doorheen gat
GEDWONGEN
UIT
• Bekabeling voor de afstandsbediening en de besturing
Trek de kabels via de doorvoeropening in het apparaat en
sluit ze aan op het aansluitingenblok (6P).
Zorg ervoor dat de isolatiemantel van de kabel tot in de bes-
turingskast komt.
Aandachtspunten bij het aansluiten van de voeding-
skabel
• Gebruik nooit kabels met verschillende aderdiameters op het
voedingsaansluitingenblok. (Door slagen in de voedingska-
bel kan deze warm worden.)
• Gebruik geïsoleerde aansluitogen voor de verbinding met
het aansluitingenblok. Als deze niet beschikbaar zijn, kunt u
aders met dezelfde diameter aan weerskanten van de
aansluiting monteren, op de manier zoals is weergegeven in
de afbeelding.
Aansluitoogisolatie
Aansluitoog
Sluit aan beide
Sluit niet maar
zijden kabel aan
aan een kant
met gelijke dikte.
een kabel met
gelijke dikte aan.
Volg de onderstaande instructies op wanneer de bekabeling
erg heet wordt als gevolg van slagen in de voedingskabel.
• Gebruik de voorgeschreven voedingskabel en sluit deze ste-
vig aan, zet deze vervolgens vast onder de trekontlasting om
te voorkomen dat de kabel, doordat er van buitenaf aan
wordt getrokken, kan losraken van het aansluitingenblok.
• Gebruik een passende schroevendraaier voor het aandraa-
ien van de schroeven van de aansluitingen.
Als de schroevendraaier te smal is zult u de koppen van de
schroeven beschadigen en de aansluitingen niet strak gen-
oeg aan kunnen draaien.
• Als de aansluitschroeven te strak worden aangedraaid kun-
nen de schroeven beschadigen.
• In de onderstaande tabel vindt u de aantrekmomenten voor
de schroeven van de aansluitingen.
Aansluitingenblok
Aansluitingenblok voor afstandsbedien-
ing (6P) / Verbindingsbekabeling
Voedingsaansluitingenblok (3P)
Elektra-draad
Gebruik geen
kabels van
verschillende
dikte.
Draaimoment (N·m)
0,79 – 0,97
1,18 – 1,44
11