• Aardingleidingen van telefoon- of lichtleidingen: De aard-
ingspotentiaal kan gevaarlijk hoog worden wanneer de
bliksem inslaat.
• Gebruik, om kortsluiting van de voedingskabel te voor-
komen, geïsoleerde aansluitingen.
• Schakel de voedingsspanning niet in (onderbreker of aard-
lekschakelaar) tot alle werkzaamheden uitgevoerd zijn.
9-2 SPECIFICATIES VAN NIET MEEGELEVERDE
ZEKERINGEN EN BEKABELING
Voor de voeding
Model
Aantal
units
15 · 20 · 25 · 32 type
40 · 50 type
1
63 type
Model
15 · 20 · 25 · 32 type
Bemantelde vinylleiding of
40 · 50 type
kabel (2 kernen)
(OPMERKING 2)
63 type
OPMERKINGEN
1. Alleen in geval van beschermde leidingen. Gebruik
H07RN-F in geval van geen bescherming.
2. isolatiedikte: 1 mm of meer.
3. Installeer, wanneer de bekabeling gemakkelijk aangeraakt
kan worden, een aardlekschakelaar om elektrische schok-
ken te voorkomen.
4. Zorg ervoor dat de aardlekschakelaar ook beveiligd tegen
overstromen en kortsluiting.
Installeer, wanneer de aardlekschakelaar alleen gebruikt
wordt voor aardingsfouten, ook een onderbreker.
• De maximale lengte van de besturingskabels en de bekabe-
ling voor de afstandsbediening is als volgt.
Lengte van de besturingskabel en de bekabeling voor de
afstandsbediening
Buitenunit – Binnenunit
Binnenunit – Afstandsbediening
9-3 ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN
Units
Model
Hz
Volt
15 · 20 · 25 · 32
40
220-
50
240
50
63
15 · 20 · 25 · 32
40
60
220
50
63
MCA: Minimale voedingsstroom (A)
MFA: Maximale zekeringstroom (A)
KW: Nominaal uitgangsvermogen ventilatormotor (kW)
FLA: Maximale belastingstroom (A)
10
Voedingskabel (inclusief aardingkabel)
Niet meege-
leverde
Draad
Draaddikte
zekeringen
De bedrading
dient aan de
H05VV-U3G
landelijk gel-
16A
(OPMERKING 1)
dende
voorschriften te
voldoen.
Verbindingsbekabeling
Bedrading afstands bediening
Draad
Draaddikte (mm
0,75 - 1,25
Maximum 1000m
(Totale kabellengte: 2000m)
Maximum 500m
Voeding
Ventilatormotor
Spannings-
MCA
MFA
KW
bereik
0,4
0,036
Min. 198
0,5
0,038
Maximum
16
0,5
0,038
264
0,6
0,060
0,4
0,036
Min. 198
0,5
0,038
Maximum
16
0,5
0,038
242
0,6
0,060
10. VOORBEELD VAN BEDRADING
10-1 HET AANSLUITEN VAN DE BEDRADING
• Sluit de bekabeling pas aan nadat het deksel van de bestur-
ingskast verwijderd is, zoals is weergegeven in Afb. 17, ver-
wijzend naar aanzicht A.
Deksel stuurkast
Bedradingschema
(Achterkant)
aanzicht A
Printplaat voor binnen
)
2
Kabelbinders
(zodat de bedrading niet
kan glijden of slepen)
*Transmissiebedrading
*Bedrading afstandsbediening
* Verbind de bedrading van
de voeding niet hier.
Dit zou anders voor
storingen kunnen zorgen
• Zorg ervoor dat een draad doorheen een draaddoorvoerzone
gaat.
• Dicht de draad en draaddoorvoerzone na de bedrading goed af,
zodat vocht, insecten en ongedierte niet kunnen binnendringen.
• Wikkel afdichtingsmateriaal (12) rondom de sterke en zwakke
elektrische leidingen zoals op onderstaande afbeelding
getoond.
FLA
(Anders kunnen vocht, insecten en ongedierte binnendringen en
een kortsluiting in de stuurkast veroorzaken). Maak deze goed
0,3
vast en zorg ervoor dat er geen openingen of spleten zijn.
0,4
0,4
0,5
0,3
0,4
0,4
0,5
Bedrading elektrische voeding
Aardingsdraad
(geheel)
Bedrading
elektrische voeding
Aardingsdraad
Stuurkast
Stuurkast
Bedrading elektrische voeding/aardingsdraad
Afdichtings-
materiaal (12)
(toebehoren)
Draad
Buiten unit
[Hoe deze hechten]
Doorvoerzone
In unit
Afb. 17
Nederlands