13.2 Bediening
13.2.1 Inschakelen
Zie paragraaf 12.6 Inschakelen .
13.2.2 Bedrijfstoestand
Houd de installatie- en bedieningsinstructies aan
Voorzichtig
van de meetversterker en het bestuurde apparaat
(bijv. een gasdoseer unit of doseerpomp)!
•
De bediening van de meetcel in de bedrijfstoestand kunt u vin-
den in de installatie- en bedieningsinstructies voor de rele-
vante meetversterker.
De meetcel kan worden beschadigd wanneer de
Voorzichtig
referentie-elektrode B1 niet is aangesloten en de
elektriciteit wordt ingeschakeld!
13.2.3 Aanpassen / instellen van de hoeveelheid
monsterwater
Er kan alleen een juiste meting plaatsvingen wanneer de hoe-
veelheid monsterwater zich binnen een gedefinieerd bereik
bevindt. Dit bereik is van 200 tot 800 omwentelingen/minuut van
de reinigingsvleugel.
•
Stel de hoeveelheid monsterwater in met de instelschroef
(Q1), zodat de meetversterker een monsterwaterdoorstroming
aangeeft van 200 tot 800 omwentelingen/minuut. De balk in
het display van de meetversterker toont het bereik. Het exacte
toerental kan worden afgelezen uit het service menu van de
meetversterker.
Door de monsterwaterdoorstroming te verhogen
N.B.
kan de vertragingstijd van het doorstroomarma-
tuur worden gereduceerd.
13.3 Uitschakelen
Om een doseerfout te voorkomen, moet het
bestuurde apparaat (bijv. een gasdoseerunit of
doseerpomp) worden uitgeschakeld elke keer dat
Voorzichtig
het meetsysteem wordt uitgeschakeld. Houd de
installatie- en bedieningsinstructies aan van de
meetversterker en het bestuurde apparaat!
13.3.1 Korte stop (tot max. 1 week)
1. Sluit en/of schakel het bestuurde apparaat uit (bijv. een gasdo-
seerunit of doseerpomp).
2. Wacht totdat het display van de meetversterker nul aangeeft.
3. Schakel de meetversterker uit.
4. Sluit de aansluiting naar de monsterwaterinlaat (U1) en
uitlaat (U2).
Water niet weg laten lopen, om de elektroden te
beschermen! Zorg er voor dat het waterpeil in de
Voorzichtig
doorstroomfitting F voldoende hoog is zodat de
referentie-elektrode B1 tenminste 2 cm is onder-
gedompeld tijdens stilstand van het apparaat.
20
13.3.2 Langdurige stop
1. Sluit en/of schakel het bestuurde apparaat uit (bijv. een gasdo-
seerunit of doseerpomp).
2. Wacht totdat het display van de meetversterker nul aangeeft.
3. Schakel de voeding naar de meetversterker uit.
4. Sluit de aansluiting naar de monsterwaterinlaat (U1) en
uitlaat (U2).
5. Open het aftappunt (L) en ontluchtingsschroef (J) en tap het
water af.
6. Verwijder de referentie-elektrode (B1), monteer beschermkap-
pen met schroefdraad en reinig de elektrode.
7. Verwijder de pH (A1) en redox enkele staaf meetkettingen
(A20 indien nodig. Monteer beschermkappen met schroef-
draad en reinig de elektrodes.
8. Monteer beschermkappen op de elektroden. De bescherm-
kappen moeten worden gevuld met 3-molair kaliumchloride
oplossing.
Houd de installatie- en bedieningsinstructies van
Voorzichtig
de elektroden aan!
9. Bewaar de elektroden met beschermkappen op een droge
plek. Wanneer deze gedurende een langere periode worden
opgeslagen, voeg dan een 3-molair kaliumchloride oplossing
toe, indien nodig.
10.Schroef nu voorzichtig het geschroefde deel (H) los en laat
eventueel aanwezig water er uit lopen.
Verwijder voorzichtig het geschroefde deel (H)!
De reinigingsvleugel (X) en de inlaatkamer (W)
Voorzichtig
zitten los op de meetelektrode (D) en kunnen er
uit vallen!
11.Reinig voorafgaande aan het opnieuw opstarten de hele flo-
warmatuur (F) wanneer deze ernstig is verontreinigd. Zie
paragraaf 14. Onderhoud .
13.4 Opnieuw inschakelen
Houd de installatie- en bedieningsinstructies aan
Voorzichtig
van de meetversterker en het bestuurde apparaat
(bijv. een gasdoseer unit of doseerpomp)!
13.4.1 Na een korte stop
N.B.
Vul de meetcel met water.
1. Open de aansluiting naar de monsterwateruitlaat (U2).
2. Open de aansluiting naar de monsterwaterinlaat (U1).
3. Controleer de hoeveelheid monsterwater.
4. Zet de meetversterker aan.
Laat het systeem tenminste twee uur draaien om
Voorzichtig
verkeerde metingen en kalibraties te voorkomen!
5. Voer een fotometrische meting uit.
6. Kalibreer opnieuw, indien nodig. Zie paragraaf 12.7 Kalibratie
van de parameters Cl
, ClO
2
7. Schakel het bestuurde apparaat in (bijv. een gasdoseerunit of
doseerpomp), indien nodig.
13.4.2 Na langdurige stop / inspectie
Wanener de meetcel is uitgeschakeld gedurende een langere
tijdsperiode of is geleegd, bijvoorbeeld voor inspectie, dan is het
noodzakelijk om de meetcel op te starten volgens de procedure
voor de eerste keer opstarten. Zie paragraaf 12.5 Controles voor
het opstarten en 12.6 Inschakelen .
.
, O
2
3