Foutmonitoring in-/uitschakelen
Bij foutmonitoring wordt gecontroleerd op ontbrekende counts en andere fouten in
een module.
Informatie in het diagnosescherm wordt bijgewerkt wanneer foutmonitoring is
ingeschakeld.
Foutmonitoring uitschakelen is zinvol voor een hogere communicatiesnelheid
bij EnDat v2.2-encoders. Indien uitgeschakeld, wordt niet gecontroleerd op
functiereserves, fouten en waarschuwingen.
Foutmonitoring inschakelen:
Klik op de dropdownpijl Foutmonitoring.
Selecteer Aan uit de dropdownlijst.
Klik op de knop OK.
In het berichtengedeelte verschijnt een bericht waarin de actie wordt geverifieerd.
Foutmonitoring uitschakelen:
Klik op de dropdownpijl Foutmonitoring.
Selecteer Uit uit de dropdownlijst.
Klik op de knop OK.
In het berichtengedeelte verschijnt een bericht waarin de actie wordt geverifieerd.
Referentiemerk selecteren
De instelling van referentiemerken wordt gebruikt bij 1V
referentiemerken worden de nulpunten opnieuw vastgelegd na een
stroomonderbreking.
In de volgende tabel vindt u een gedeeltelijke lijst met HEIDENHAIN-encoders.
In deze tabel zijn de referentiemerkparameters vermeld die voor de encoders
moeten worden ingesteld. De meeste ingevoerde gegevens zijn te vinden in de
bedieningsinstructies voor de encoder.
Referentiemerk selecteren:
Klik op de dropdownpijl Referentiemerk en selecteer de vereiste waarde.
Klik op de knop OK.
In het berichtengedeelte verschijnt een bericht waarin de actie wordt geverifieerd.
HEIDENHAIN | MSE 1000 | Bedieningsinstructies | 12/2015
Apparaat instellen
- en TTL-encoders.Met
pp
8
8.4
105