2-4 Beperkingen voor de binnenunit
• Monteer een R410A mechanische thermostatische expansieklep
op elke binnenunit.
• Isoleer het voelerblok van de mechanische thermostatische
expansieklep.
• Monteer een elektromagnetische klep voor R410A
(max. differentiële bedrijfsdruk van 3,5 MPa [35 bar] of meer)
aan de primaire zijde van de hierboven beschreven mechanische
thermostatische expansieklep voor elke binnenunit.
• Monteer een filter op de primaire zijde van de hierboven
beschreven solenoïdeklep voor elke binnenunit. Bepaal de
filtermaas op basis van de maat opgegeven voor de gebruikte
solenoïdeklep en de mechanische thermostatische expansieklep.
• Leid het pad naar de warmtewisselaar van de binnenunit zodanig
dat de koelmiddelstroom van boven naar beneden loopt.
• Bij het installeren van meerdere binnenunits moet u deze
op hetzelfde niveau installeren.
• Gebruik cyclus-uit ontdooien of ontdooien met een elektrische
verwarmer als het ontdooitype. Modellen met heet-gas ontdooien
kunnen niet worden gebruikt.
• Stel de totale waarde van het intern volume voor de verdamper
(koeler/vriezer) om aan te sluiten en de hoeveelheid koelmiddel in
de verdamper dat in de condensatie-unit herwonnen kan worden
door de elektromagnetische vloeistofklep op de koelzijde te sluiten
in op de hieronder vermelde hoeveelheid of minder.
LREQ5, 6: 22 l of minder
LREQ8, 10, 12: 33 l of minder
LREQ15, 20: 42 l of minder
3.
EEN LOCATIE KIEZEN
Kies een plaats voor installatie die voldoet aan de volgende condities.
Verkrijg toestemming van de klant.
1.
Er kan geen brandgevaar ontstaan als gevolg van lekkage van
ontbrandbare gassen.
2.
Monteer het apparaat op een zodanige plaats dat de luchtstroom
die door het apparaat wordt veroorzaakt (zowel aangezogen als
uitgeblazen lucht) en het geluid dat het apparaat produceert geen
overlast bezorgt.
3.
De fundering is sterk genoeg om het gewicht van het apparaat te
dragen en de vloer waarop het apparaat wordt gemonteerd is vlak
om trillingen en, als gevolg daarvan, geluidsoverlast te voorkomen.
4.
De lengte van de leidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
mag niet groter zijn dan de toegestane leidinglengte.
(Zie
"6. KOELMIDDELLEIDINGEN" op pagina
5.
Locaties waar de luchtaanvoer- en luchtafvoeropening niet
op de wind gericht staan.
Wind die rechtstreeks in de luchtaanvoer- of luchtafvoeropening
geblazen wordt verhindert de werking van het apparaat.
Installeer indien nodig een soort van windscherm voor de wind
af te schermen.
6.
Er is voldoende vrije ruimte rond de unit voor het onderhoud en
de luchtinlaat en -uitlaat.
(Zie de
"Voorbeelden van installatieruimte" op pagina 4
de minimum ruimtevereisten.)
Voorbeelden van installatieruimte
• De vereiste installatieruimte zoals getoond in onderstaande
afbeelding is een referentie voor de koelingsfunctie wanneer
de buitentemperatuur 32°C is.
Als de ontwerpbuitentemperatuur hoger is dan 32°C is of de
warmtebelasting de maximum capaciteit in alle buitenunits
overschrijdt, een gelijkmatige grote tussenruimte aanhouden voor
de luchtaanvoer zoals getoond in onderstaande afbeelding.
• Bij het inbouwen, de units installeren aan de hand van de meest
geschikte van de patronen aangegeven in onderstaande afbeelding
voor de plaats in kwestie en houd daarbij rekening met
personenverkeer en wind.
• Als het aantal units dat geïnstalleerd wordt meer is dan het aantal
aangegeven in het patroon in onderstaande afbeelding, de units
zodanig installeren dat er geen kortsluitingen zijn.
LREQ5~20B7Y1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4PW74302-1D – 2016.11
• Voor wat betreft de ruimte aan de voorzijde van de unit, bij het
installeren van de units rekening houden met de benodigde ruimte
voor de lokale koelmiddelleidingen.
• Als de werkcondities in onderstaande afbeelding niet van toepassing
zijn, rechtstreeks contact opnemen met uw dealer of met Daikin.
<
Bij installatie als één enkele unit
(Patroon 1) OPMERKING)
≥10
(Patroon 2) OPMERKING)
≥50
(Patroon 3)
≥200
OPMERKING) Voor patronen 1 en 2
6)
voor
>
≥10
≥10
≥20
Voorzijde
≥50
≥50
≥100
Voorzijde
Geen beperking
voor muurhoogte
≥200
≥400
Voorzijde
• Muurhoogte voor voorzijde – niet hoger dan 1500 mm.
• Muurhoogte voor aanvoerzijde – niet hoger dan 500 mm.
• Muurhoogten voor zijkanten – geen limiet.
• Als de hoogte bovenstaande afmetingen overschrijdt, h1 en h2
berekenen zoals getoond in onderstaande afbeelding en h1/2
aan de onderhoudsruimte van de voorzijde toevoegen en h2/2
aan de onderhoudsruimte van de aanvoerzijde toevoegen.
Onderhoud-sruimte
Onderhoud-sruimte
h1 = A (Werkelijke hoogte) – 1500
h2 = B (Werkelijke hoogte) – 500
X = 500 + h1/2 of meer
Y = 300 + h2/2 of meer
(Y = 100 + h2/2 of meer)
[De waarden tussen haakjes zijn voor patroon 2]
<
>
Bij installatie in serie
(Patroon 1) OPMERKING)
≥10
≥20
Voorzijde
(Patroon 2) OPMERKING)
≥50
≥100
Voorzijde
Geen beperking
voor muurhoogte
(Patroon 3)
≥400
Voorzijde
Installatiehandleiding
4