• Installeer een aardlekschakelaar.
Dit apparaat maakt gebruik van een omzetter, dus monteer
aardlekschakelaars die geschikt zijn voor hogere harmonischen,
om te voorkomen dat de aardlekschakelaar zelf niet meer werkt.
• Monteer een aardlekschakelaar die geschikt is als bescherming
tegen aardingsfouten in combinatie met een hoofdschakelaar
of zekering voor gebruik met bedrading.
• Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit en meet de
spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of
elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een
onderhoud uitvoert. De spanning moet onder de 50 V DC gevallen
zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg
het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
• Raak elektrische onderdelen niet aan met natte handen.
• Laat de unit niet onbewaakt achter wanneer het servicedeksel
verwijderd is.
• Indien deze niet standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen
de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het
contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de
vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer
hij open staat.
• Elektrische bedrading moet aangebracht worden in
overeenstemming met de bedradingsschema's en de
in deze handleiding aangegeven beschrijvingen.
• Het systeem niet inschakelen totdat de installatie van
de koelmiddelleidingen voltooid is.
(Als het systeem wordt ingeschakeld alvorens de installatie van
de leidingen is voltooid, kan de compressor defect raken.)
• Verwijder nooit de thermistor, sensor, enz. bij het aansluiten van
de voedingsbedrading en de besturingsbedrading.
(Als het systeem wordt ingeschakeld wanneer de thermistor,
sensor, enz. verwijderd zijn, kan de compressor defect raken.)
• Dit product is uitgerust met een fasebeveiligingsdetector die
enkel functioneert wanneer de voeding is ingeschakeld. Als er
stroomonderbrekingen zijn of als de stroomvoorziening waarvan
het apparaat gebruik maakt aan en uit gaat, een omgekeerde
fasebeveiligingscircuit installeren. Door het apparaat in
omgekeerde fase te laten draaien kunnen de compressor
en overige onderdelen defect raken.
• Maak de voedingskabel stevig vast. Door toevoer van voeding met
een ontbrekende N-fase of verkeerd aangesloten N-fase zal het
apparaat defect raken.
• Nooit de stroomvoorziening in omgekeerde fase aansluiten.
In omgekeerde fase kan het apparaat niet normaal functioneren.
Als u het apparaat in omgekeerde fase aansluit, twee van de drie
fasen verwisselen.
• Zorg ervoor dat de elektrische onbalansverhouding niet groter
is dan 2%. Als deze groter is dan dit, zal de levensduur van
het apparaat verkort worden.
Als de verhouding meer is dan 4%, wordt het apparaat
uitgeschakeld en verschijnt er een storingscode op de
afstandsbediening van de binnenunit.
• Sluit de bedrading stevig aan met gebruik van de voorgeschreven
draad en maak deze vast met de bijgeleverde klem zonder externe
druk uit te oefenen op de aansluitpuntonderdelen (aansluitpunt
voor voedingsbedrading, aansluitpunt voor besturingsbedrading
en aardingsaansluitpunt).
• Plaats een schakelaar waarmee u alle polen van de elektrische
hoofdvoeding kunt UITschakelen.
LREQ5~20B7Y1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4PW74302-1D – 2016.11
7-1 Voorbeeld van bekabeling voor het gehele
systeem
T1
Timer
Ry0, Ry1
Relais
Elektromagnetisch schakelcontact (ontdooiingsver-
K1M
warmer)
E1H
Ontdooiingsverwarmer
S1T
Thermostaat voor afstelling van binnentemperatuur
S2T
Thermostaat voor voltooiing ontdooien
Y1S
Elektromagnetische klep
H1P
Ontdooiingslampje
2
5
X2M
8
C
C1
W1
R
P1
P2
6
7
16
A5P
X1M
A
B
C
15
X1M
X3M
L1
L2
L3 N
1
2
17
1
4 18
Opmerking: 1. Gebruik voor de afstandsbedieningsschakelaar een spanningsvrij
contact voor microstroom (niet meer dan 1mA, 12V gelijkstroom).
Opmerking: 2. Totale capaciteit voor waarschuwing, alarm: 0,5A of minder
bij 220 tot 240V gelijkstroom.
Capaciteit voor werkingsuitvoer: 0,5A of minder bij 220 tot
240V gelijkstroom.
1 3 fasen 50 Hz 380~415 V
Aardlekschakelaar (hogefrequentie-type) (als beveiliging
tegen aardingsdefecten, overbelasting en kortsluiting)
2 Buitenunits
3 Aardlekschakelaar (als beveiliging tegen aardingsdefecten,
overbelasting en kortsluiting)
4 Afstandsbedieningsschakelaar (zie Opmerking 1.)
5 Hoge spanning 220~240 V wisselstroom (zie Opmerking 2.)
Waarschuwingsuitgangssignaal
Voorzichtig-uitgangssignaal
Bedrijfsuitgangssignaal
Start-uitgangssignaal
6 Voorzichtig-ingangssignaal
7 Waarschuwingsingangssignaal
8 Alarmpaneel
9 Controlepaneel (niet meegeleverd)
10 Timer
11 Binnenunit
12 Binnenunit
13 Aardlekschakelaar
14 Aardlekschakelaar
15 Paneel
16 Start-ingangssignaal
17 Aarde
18 UIT: Normale stand
AAN: Stand stille werking
Opmerking
• Gebruik buizen voor de voedingsbedrading.
• Zorg ervoor dat de zwakstroom elektrische bedrading
(bijv. voor de afstandsbediening, tussen de units, enz.) en de
voedingsbedrading niet vlak bij elkaar geleid worden en op een
afstand van tenminste 50 mm van elkaar geïnstalleerd worden.
Wanneer deze bedradingen te dicht bij elkaar geleid worden kan
dit elektrische interferentie, storingen en defecten veroorzaken.
• Sluit de voedingskabels aan op het
voedingskabelaansluitpuntenblok en bevestig deze op de manier
zoals beschreven in
"7-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels" op pagina
• Verbind de voeding niet met het aansluitingenblok voor
de besturingskabels van de waarschuwings-, alarm- en
werkingssuitgangssignalen, en de afstandsbedieningsschakelaar.
Anders zal het gehele systeem beschadigd worden.
9
11
TeS1
T1
Ry0
Ry1
S1T
NC
3
T1
t°
Y1S
10
No
S2T
E1H
K1M
t°
Ry0
RY0
Ry0
H1P
K1M
12
S1T
t°
Y1S
S2T
E1H
t°
K1M
Ry0
RY0
RY1
Ry0
H1P
K1M
Installatiehandleiding
13
14
13.
12