PROBA 4
Nr.
Uitleg
2105
Alarmrelais na stroom storing.
2106
Alarmrelais voor koelstoring.
2107
Alarmrelais voor verwarmingsstoring.
2108
Alarm relais voor airbag storing.
2109
Alarm relais voor deur storing.
2110
Alarm relais voor fan storing.
2111
Alarmrelais voor overschrijding maximum gastijd.
2112
Alarmrelais voor ventilatie storing.
2113
Alarm relais voor sensor storing.
2120
Fataal alarm kan gereset worden? Indien nee; het relais zal alleen gereset
worden als de alarmsituatie opgeheven is. Indien ja; het relais kan gereset
worden ondanks dat de alarmsituatie nog actief is.
2121
Niet fataal alarm kan gereset worden?
2122
Moet de regeling doorgaan als er een extern fataal alarm actief is? Indien
ja zal het programma vervolgd worden ondanks een actieve externe
alarmingang. Indien nee zal het programma stoppen indien een externe
alarmingang actief is.
5.5.14 Instellingen Temperatuursensoren
Nr.
Uitleg
3010
Sensor 1 type.
Door middel van deze parameter kan aangegeven wat voor type sensor is
aangesloten.
Info-sensoren worden niet voor regelfuncties gebruikt maar alleen voor
uitlezing. De functies van sensor types 2 & 3 en 5 & 6 draaien om zodra de
fans van draairichting veranderen. Een regelsensor wordt dan een info-sensor
en een info-sensor wordt een regelsensor.
3011
Een sensor kan aan één of meerdere zones toegewezen worden. Hierbij zijn
alle combinaties mogelijk. Als er meer dan één sensor is toegewezen en deze
sensoren hebben dezelfde functie, dan zal er met het gemiddelde van deze
sensoren worden gewerkt.
3012
Met de offset van de sensor kan de afwijking van de sensor worden
gecorrigeerd.
3013
Welk alarm moet worden geactiveerd als er een absoluut alarm optreedt?
3014
Welk alarm moet worden geactiveerd als er een relatief alarm optreedt?
3020 .. 3094
Parameters 3010 .. 3014 gelden voor sensor 1.
Parameters 3020 .. 3094 hebben dezelfde functies maar nu voor de sensoren
2 t/m 9.
Doc.nr: 151061
Pagina 54
Versie: 1.1