F FILMSCHERPSTELLING
Deze optie bepaalt hoe de camera het scherpstel-
gebied voor films selecteert.
Optie
De camera stelt scherp op het on-
r AF (CENTRUM)
derwerp dat zich in het midden van
het frame bevindt.
De camera past constant de scherp-
stelling aan om wijzigingen in de
u CONTINU AF
afstand tot de onderwerpen dicht
bij het midden van het beeld weer
te geven.
A
Hierbij moet worden opgemerkt, dat u de stand u de ca-
mera de scherpstelling continu aanpast, waardoor de bat-
terij extra wordt belast. Bovendien kan het voortdurend
scherpstellen van de camera geluid maken.
Beschrijving
De menu's gebruiken: Opnamestanden
J AE BKT EV-STAPPEN
Hiermee bepaalt u de intervalwaarde voor de
belichtingstrap wanneer de stand O (AE BKT.) als
continustand is geselecteerd (P 46).
U heeft keuze uit ±
EV, ±
/
1
3
I FLITSLICHT
Om de lichtsterkte van de flitser in te stellen. Kies
uit waarden tussen +
/
2
instelling is ±0. Hierbij moet worden opgemerkt dat
de resultaten in grote mate afhankelijk zijn van de
heersende omstandigheden en de afstand tot het
onderwerp.
EV en ±1 EV.
/
2
3
EV en –
EV. De standaard
/
2
3
3
83