6.1.9
PC-configurator aansluiten op de
buitenunit
2
3
4
5
a
Pc
b
Kabel (EKPCCAB)
c
Hoofdprintplaat buitenunit
6.2
Met behulp van de
lekdetectiefunctie
6.2.1
Over de automatische lekdetectiefunctie
De (automatische) lekdetectiefunctie is niet standaard geactiveerd.
De (automatische) lekdetectiefunctie werkt alleen wanneer beide
onderstaande voorwaarden zijn vervuld:
▪ De bijgevulde hoeveelheid koelmiddel is ingevoerd in de logica
van het systeem (zie [2‑14]).
▪ Het systeem heeft proefgedraaid (zie
pagina
31), inclusief een uitvoerige controle van de situatie van
het koelmiddel.
De lekdetectiefunctie kan worden geautomatiseerd. Stel de
intervaltijd of de tijd tot de volgende automatische lekdetectie in met
behulp van parameter [2‑85]. Parameter [2‑86] bepaalt of de
lekdetectie één keer (binnen [2‑85] dagen) of intermitterend, met een
interval van [2‑85] dagen, wordt uitgevoerd.
Voor de lekdetectiefunctie moet de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel onmiddellijk na het beëindigen van het vullen worden
ingevoerd. Dit moet worden ingevoerd vóór het proefdraaien.
OPMERKING
Als een verkeerde waarde voor de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel wordt ingevoerd, zal de lekdetectiefunctie
minder nauwkeurig werken.
INFORMATIE
▪ De
gewogen
en
hoeveelheid koelmiddel (niet de totale hoeveelheid
koelmiddel in het systeem) moet worden ingevoerd.
▪ De lekdetectiefunctie is niet beschikbaar wanneer er
Hydrobox-units of RA DX-binnenunits op het systeem
zijn aangesloten.
▪ De lekdetectiefunctie kan niet worden gebruikt wanneer
het hoogteverschil tussen binnenunits ≥50/40 m is.
7
Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370473-1D – 2016.11
a
c
b
X27A
A1P
"7 Inbedrijfstelling" op
reeds
genoteerde
bijgevulde
7.1
Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming
van
compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
7.2
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk
"5.7 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina 25
beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
de
voedingsspanning
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500 V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"4.3.1 Vereisten
pagina 11
vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische
componenten
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
7 Inbedrijfstelling
stroom
te
voorzien
en
de
op
het
lokale
voor
beveiligingen" op
in
de
elektrische
31