Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Bedieningsorganen
Gashendel
(Fig. 20)
Bevindt zich rechts achter op het instrumentenpaneel. Met
behulp van de gashendel regelt u de gastoevoer naar de
carburateur. Het motortoerental kunt u regelen van 1600 tot
3600 tpm.
Tractiehendel
(Fig. 20)
Bevindt zich rechts voor op het instrumentenpaneel. De
hendel heeft twee standen: Neutraalstand en Vooruit Als u
de hendel naar voren duwt, schakelt u de tractie-aandrijving
in.
2
Figuur 20
1. Gashendel
2. Tractiehendel
3. Service-/parkeerrem
4
1
3
4. Dodemansknop
(optioneel)
18
Service-/Parkeerrem
Bevindt zich links voor op het instrumentenpaneel. De rem
kan worden gebruikt om de machine langzamer te laten
rijden of tot stilstand te brengen. De rem kan ook worden
gebruikt als parkeerrem. Als u de hendel naar achteren over
het midden trekt, stelt u de parkeerrem in werking. U moet
de rem vrijzetten alvorens de tractie-aandrijving in te
schakelen.
Dodemansknop (Optioneel)
Bevindt zich op de achterzijde van de handgreep. Druk de
dodemansknop tegen de handgreep. De dodemansknop
moet zijn ingeschakeld voordat u de tractiehendel beweegt,
omdat anders de motor afslaat.
Messenkooihendel
(Fig. 21)
Bevindt zich op de voorkant van de machine in de
rechterhoek. De hendel heeft twee standen: Inschakelen en
Uitschakelen. U schakelt de messenkooi in door de hendel
omhoog te trekken en u schakelt de messenkooi uit door de
hendel in te duwen.
1
Figuur 21
1. Messenkooihendel
Chokehendel
(Fig. 22)
Bevindt zich links voor op de motor. De hendel heeft twee
standen: Lopen en Choke. Zet de hendel op Choke voordat
u een koude motor start. Zodra de motor start, zet u de
hendel op Lopen.
(Fig. 20)
(Fig. 20)