Functie
Werkingsfunctie
Veiligheidsfunctie
Beschrijving van de functie
– De thermostaat van het regelsysteem
vraagt warmte.
– Het bedieningsprogramma van de
automaat start wanneer het contact
van de luchtmanostaat in rust is en
wanneer de gaspressiostaat
voldoende gasdruk aantoont.
– De motor van de brander draait.
Gecontroleerde voorventilatietijd
ongeveer 20 sec.
Tijdens de voorventilatietijd :
– Controle van de druk van de
ventilator.
– Controle van de verbrandingskamer
om vlamsignalen te detecteren.
Na verstrijken van voorventilatietijd :
– Begin van de ontsteking.
– Opening van de hoofdelektroklep en
de veiligheidselektroklep.
– Brander start.
EK 01.9 G/F-T
8
Toezicht
De vlam wordt bewaakt door een
isonisatieëlektrode. De elektrode wordt
geïsoleerd gemonteerd op de gaskop
en doorklieft de vlam doorheen de
vlamhaker. De elektrode mag niet in
elektrisch contact komen met de
geaarde stukken. In geval van
kortsluiting tussen elektrode en het
branderhuis, zet de brander zich in
veiligheidsmodus.
Tijdens de werking van de brander
vormt er zich een geïoniseerde zone in
de gasvlam. Deze zone wordt
doorboord door een gelijkstroom die
gaat van de elektrode naar het uiteinde
van de brandermond. De intensiteit van
de ionisatiestroom is minstens gelijk
aan 8 µA.
0112 / 13 004 013C
Veiligheidsfunctie
– Indien er geen vlam verschijnt tijdens
het opstarten van de brander
(gevoed door gas), stopt de brander
na het verstrijken van een
veiligheidsperiode van max. 3 sec. en
sluit de
gasklep.
– In geval van het verdwijnen van de
vlam tijdens werking, wordt de
gasvoeding onderbroken binnen de
seconde en zet de automaat zich in
veiligheidsmodus.
– In geval van luchtgebrek tijdens de
voorventilatie, wordt de brander niet
opgestart en zet zich in
veiligheidsmodus.
– In geval van luchtgebrek tijdens de
werking, wordt er eveneens
overgeschakeld naar
veiligheidsmodus.
– In geval van gasgebrek, wordt de
brander niet opgestart. In geval van
gasgebrek tijdens de werking, sluit de
gasklep en stopt de brander. Er is
geen overschakeling naar
veiligheidsmodus. Na het herstel van
de gasdruk, herstart de brander
automatisch.
1
Veiligheidssluitklep
(te leveren door gebruiker)
2
Manuele afsluiter 1/4 toer
106
Filter
119
Gasdrukmeetnippel
F 4
Gaspressiostaat
Y 15
Veiligheidselektroklep
Y 13
Hoofdelektroklep
104
Gasdrukregelaar
119.1
Meetnippel luchtdruk
F 6
Luchtmanostaat.
Nota
Als toepassing van de verordening
m.b.t. stookruimtes, moeten de sites
bestemd voor gasgeneratoren voorzien
zijn van een veiligheidssluitklep.