Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Onderhoudsmaatregelen; Probleemoplossing - LABKOTEC idSET-34 Installatie En Gebruikshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie- en gebruikshandleiding | idSET-34
8.2

Onderhoudsmaatregelen

De sensor moet worden schoongemaakt in combinatie met onderhoudsinspecties. U kunt
de sensoren bijvoorbeeld reinigen met afwasmiddel en een afwasborstel.
De netzekering (gemarkeerd 160 mAT) kan worden vervangen door een andere
glaszekering van 5 x 20 mm / 160 mAT volgens IEC / EN 60127-2 / 3. Bij het vervangen
van de zekering moet het apparaat spanningsloos zijn. Andere reparaties aan het apparaat
mogen alleen worden uitgevoerd door een persoon die is opgeleid in Exi-apparaten met
toestemming van Labkotec Oy.
Neem contact op met de servicedienst van Labkotec Oy als er zich problemen voordoen.
8.3

Probleemoplossing

PROBLEEM:
Uitleg:
Actie:
PROBLEEM:
Uitleg:
Actie:
Neem contact op met de servicedienst van Labkotec Oy als er zich problemen voordoen.
Gebruik geen corrosieve stoffen om de sensoren schoon te maken.
GEVAAR VAN ELEKTRISCHE SCHOK!
De instructies voor elektrische veiligheid respecteren
De indicatieled voor de voedingsspanning brandt niet.
De spanning die door het apparaat werd ontvangen, is te laag of de
zekering is gesprongen.
1. Controleer eerst of de spanning niet door de hoofdschakelaar
werd afgesloten.
2. Meet de spanning van de connectoren N en L. Deze moet 230 V
AC ± 10% zijn.
ONTPLOFFINGSGEVAAR!
Respecteer de installatie- en onderhoudsinstructies voor explosieve
omgevingen!
Het meetapparaat moet Exi-geklasseerd zijn als de sensor zich in een
explosieve zone bevindt
Storingsalarm aan - De alarmindicatieled van de sensor
knippert rood en de storingsled brandt rood (kabelbreuk of
losse kabel) of de alarmindicatieleds van alle sensoren en de
storingsled branden rood (kortsluiting).
De sensorkabel is kortgesloten, afgeknipt of losgekoppeld van de
connector. De sensor kan ook beschadigd zijn.
1. Meet de spanning van de sensoraansluitingen van de sensoren
afzonderlijk. De spanning moet 9,0 - 11,5 V zijn.
2. Meet de stroom die door de sensor wordt ontvangen indien de
spanning correct is. Deze moet zich binnen 10 seconden
stabiliseren tussen 6,0-8,0 mA. Als de stroom wordt gemeten
vanaf een bus met meerdere sensoren is de spanningswaarde
de totale waarde van alle sensoren.
3. Sluit de losgekoppelde draad na de meting opnieuw aan.
De draden van de sensorkabel zijn niet genummerd omdat de
polariteit van de spanning (+ of -) geen verschil maakt.
26/44
DOC001912-NL-3

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave