Installatie- en gebruikshandleiding | idSET-34
5.2
Uitleg over de aansluitschema's
1
Voedingsspanning 230 V AC (X1)
(N.B. Het apparaat beschikt niet over een hoofdschakelaar; zie hoofdstuk Veiligheid
en het milieu)
N
L
2
Sensoraansluitingen (X6)
15 =
16 =
NC =
3
Relaisuitgangen
RELAIS 1 oliesensoralarmen (X2)
3
4
5
RELAIS 2 sensoralarmen hoog vloeistofniveau (X3)
6
7
8
RELAIS 3 slibsensoralarmen (X4)
9
10 =
11 =
RELAIS 4 storingalarmen (X5)
12 =
13 =
14 =
4
Kabelconnector
LCJ1-1 voor een enkele sensor
LCJ1-2 voor twee sensoren
LCJ1-3 voor drie sensoren
5
Sensoren
=
neutrale connector
=
faseconnector
Voedingskabel 2 x 1,5-2,5 mm
Voedingsspanning, max. zekering 16 A.
De voedingsspanning en de plaatselijke netspanningstoleranties
moeten in acht worden genomen met betrekking tot de maximale
spanning van de kabel.
sensor 1, aansluiting 1
sensor 1, aansluiting 2
Niet elektrisch aangesloten. Eventuele afschermingen en extra draden
kunnen op deze connector worden aangesloten.
De sensoraansluiting is een polariteitsvrije digitale bus, wat betekent
dat het niet uitmaakt op welke sensorterminal de draden worden
aangesloten.
=
Relais gemeenschappelijk contact
=
Contact dat in een alarmsituatie opent
=
Contact dat in een alarmsituatie sluit
=
Relais gemeenschappelijk contact
=
Contact dat in een alarmsituatie opent
=
Contact dat in een alarmsituatie sluit
=
Relais gemeenschappelijk contact
Contact dat in een alarmsituatie opent
Contact dat in een alarmsituatie sluit
Relais gemeenschappelijk contact
Contact dat in een alarmsituatie opent
Contact dat in een alarmsituatie sluit
De maximale waarden in de technische specificaties moeten in
aanmerking worden genomen.
2
(AWG16-AWG13).
DOC001912-NL-3
17/44