Installatie- en gebruikshandleiding | idSET-34
6
Inbedrijfstelling
6.1
Sensoridentificatie
Zorg ervoor dat de sensoren zijn geïnstalleerd en aangesloten in de regeleenheid in
overeenstemming met de instructies in de voorgaande paragrafen.
Open het deksel van de regeleenheid en
controleer of de beschermingsplaat op zijn
plaats zit!
Sluit de voeding aan op de regeleenheid.
De voedingsspannings- en
storingsindicatieleds (zie hoofdstuk
Bediening) branden groen.
De sensorindicatieleds zijn uit.
Druk kort op de sensoridentificatieknop
(1).
De sensoridentificatiefunctie wordt gestart en de storingsindicatieled knippert groen.
Zodra een sensor is geïdentificeerd, gaat de indicatiled van de betreffende sensor groen
branden.
Wanneer alle aangesloten sensoren zijn geïdentificeerd, branden de leds van de
aangesloten sensoren groen en stopt de storingsindicatieled met knipperen.
Sluit het deksel van de behuizing.
Het afscheideralarmsysteem is nu operationeel.
Als de regeleenheid niet alle aangesloten sensoren herkent:
Controleer de sensoraansluitingen.
Reset het systeem door de stroom uit en weer in te schakelen.
Druk na de controle opnieuw op de sensoridentificatieknop.
GEVAAR VAN ELEKTRISCHE SCHOK! Respecteer de
veiligheidsinstructies hieronder!
De regeleenheid zoekt de sensoren gedurende ongeveer 2 minuten, tenzij
er al drie sensoren zijn gevonden.
De sensoridentificatie kan worden gestopt door de sensoridentificatieknop
gedurende 5 seconden ingedrukt te houden.
Afbeelding16. Sensoridentificatieknop.
DOC001912-NL-3
19/44