3. ONDERHOUD en REINIGING
Alvorens enige ingreep voor reiniging of onderhoud uit te voeren, moet
het apparaat worden ontkoppeld van de elektriciteitsvoorziening�
Aan het einde van een werkdag moet de apparatuur gereinigd worden,
zowel om hygiënische redenen en om storingen van de werking te
voorkomen�
De oven mag nooit gereinigd worden met directe waterstralen of een
hogedrukspuit� Ook mogen er voor de reiniging van het apparaat geen
schuursponsjes, staalborstels of schrapers gebruikt worden; eventueel
kan er staalwol gebruikt worden door in de richting van de afwerking van
het plaatwerk te wrijven�
Wacht tot de ovenkamer is afgekoeld�
Verwijder
de
handmatig verwijderbare resten en plaats de verwijderbare delen in de
vaatwasmachine� Voor de reiniging van de ovenkamer moet een lauwwarm
zeepsopje gebruikt worden� Vervolgens moeten alle oppervlakken grondig
worden afgespoeld en moet men ervoor zorgen dat er geen resten van
het wasmiddel achterblijven� Gebruik voor de reiniging van de buitenkant
van de oven een vochtige doek en een mild reinigingsmiddel�
Tijdens de jaarlijkse controle door een gespecialiseerde technicus
moet de stroomrichter verwijderd worden en gewassen worden met een
zeepsopje�
3.1 AFVOER VOCHTIGHEID
De afvoer van de vochtigheid
verdrijft
de
in
geproduceerde dampen�
Zorg ervoor dat de afvoer altijd
schoon en vrij van obstakels is�
3.2 REINIGING VAN DE RUIT
De reiniging van de ruit van de
ovendeur kan zowel aan de buiten-
als de binnenkant worden uitgevoerd�
Hiertoe moet de vergrendeling van
de interne ruit rechtsom gedraaid
worden (Afb.14) en, na het openen
van de ruit, kan deze met een geschikt
reinigingsmiddel
Gebruik nooit schurende materialen�
De ruit moet vervolgens weer op
correcte wijze gesloten en op zijn
positie geblokkeerd worden door de
vergrendeling linksom te draaien�
geleideschotten
de
ovenkamer
gereinigd
worden�
van
de
bakplaten�
Verwijder
de
Afb. 13
Afb. 14
29