Overzicht
Belangrijke aanwijzingen
Belangrijke aanwijzingen.
De branders EK06.160/210 G/F-ET zijn
uitgelegd voor de verbranding van
aardgas of propaangas in de catagorie
II 2 ELL 3P. De speciale constructie
van de branderkop met interne
verbrandingsgasrecirculatie maakt bij
aardgas een bijzonder stikstofarme
verbranding mogelijk.
De opbouw en werking zijn volgens de
EN676.
Montage, inbedrijfname en onderhoud
mogen uitsluitend door erkende
vakmensen worden uitgevoerd, waarbij
de plaatselijk geldende voorschriften in
acht moeten worden genomen.
Bij de montage van de gasleidingen en
gasapparatuur zijn eveneens de
plaatselijk geldende voorschriften in
acht te nemen.(b.v. NEN1078,
NEN2078, NEN3028).
Er mogen alleen goedgekeurde
afdichtingsmaterialen gebruikt worden.
De dichtheid van de verbindingen
alleen met schuimende middelen, die
geen corrosie veroorzaken, testen.
Voor inbedrijfname moet de gasleiding
ontlucht worden. De ontluchting mag in
geen geval via de vuurhaard
plaatsvinden.
Het afstellen en functioneel maken van
beveiligingen en de branderautomaat
mag alleen door vakbekwaam
personeel van de leverancier of in zijn
opdracht werkend personeel worden
uitgevoerd. Het vervangen van originele
onderdelen mag alleen door een
vakbekwaam iemand gebeuren.
Belangrijke bepalingen
Voor een veilig, milieuvriendelijk en
energiebesparend bedrijf houdt u zich
zoveel mogelijk aan de volgende
normen:
NEN 1078
Voorschriften voor aardgasinstallaties.
EN 676
Automatische ventilatorgasbranders.
EN 303-1/2/3
CV ketels met ventilatorbrander.
NEN 1010-0
Veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties.
NEN 3028
Veiligheidseisen voor centrale
verwarmingsinstallaties.
NEN 2078
Eisen voor industriële gasinstallaties.
Opstellingsruimte:
De brander mag niet in ruimten met
agressieve dampen (b.v. haarlak,
perchloorethileen, tetrachloorkoolstof),
zeer stoffig of hoge luchtvochtigheid
(b.v. wasserijen) in bedrijf worden
genomen.
Een luchttoevoeropening moet aanwezig
zijn:
tot 50 kW : 150 cm²
–
voor iedere kW meer: +2 cm²
–
Plaatselijke voorschriften kunnen
andere eisen stellen.
0304 / 13 008 915NL
Voor schade, ontstaan door de
volgende oorzaken, zijn wij niet
verantwoordelijk.
onoordeelkundig gebruik.
verkeerde montage en/of
inbedrijfname door de klant of
derden, geen originele onderdelen
gebruikt.
Installatie in bedrijf nemen met
verhoogde druk.
Oplevering en
bedieningsvoorschriften.
De leverancier van de branderinstallatie
dient de bediener van de installatie,
uiterlijk bij de oplevering, een
bedienings- en onderhoudsvoorschrift
te overhandigen. Deze moet goed
zichtbaar in de opstellingsruimte
worden opgehangen. Het adres en
telefoonnummer van de dichtstbijzijnde
klantendienst moet hierop vermeld
staan.
Aanwijzingen voor de bediener.
De installatie dient jaarlijks minstens 1
maal door een vakman onderhouden te
worden. Om hiervan verzekerd te zijn
kan het best een onderhoudscontract
worden afgesloten.
3