452163.66.99 · 03/2021 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP LA 60-A R
7 Montage
7.3
Elektrische aansluiting
In totaal moeten naar de warmtepomp 3 leidingen/kabels gelegd worden:
De vermogensaansluiting van de warmtepomp gebeurt met een normaal verkrijg-
bare 5-draadse kabel.
De kabel is niet inbegrepen en de kabeldiameter moet gekozen worden volgens het
stroomverbruik van de warmtepomp (zie bijlage Toestelinformatie) en de betreffende
VDE- (EN-) en VNB-voorschriften. De vermogensvoorziening voor de warmtepomp
moet worden voorzien van een alpolige uitschakeling met minstens 3 mm contac-
topeningsbreedte (bijv. EVB-veiligheidsschakelaar, vermogenscontactor). Een 3-
polige installatieautomaat, met gelijktijdige activering van alle fasen, (activerings-
stroom volgens toestelinformatie) zorgt met inachtneming van de dimensionering
van de interne bekabeling voor de kortsluitingsbeveiliging.
De relevante componenten in de warmtepomp bevatten een interne overbelastings-
beveiliging.
Bij het aansluiten moet het rechtse draaiveld van de lastvoeding gegarandeerd wor-
den.
Fasevolgorde: L1, L2, L3.
ACHTUNG
OPGELET
Let op het rechtsdraaiende veld: Bij een verkeerde bedrading wordt het opstarten van
de warmtepomp verhinderd. Een desbetreffende aanwijzing wordt in de
warmtepompmanager weergegeven (bedrading aanpassen).
De stuurspanning wordt via de warmtepompmanager geleverd.
Hiervoor moet een 3-polige leiding worden gelegd in overeenstemming met de elek-
trische documentatie. Meer informatie over de bekabeling van de warmtepompma-
nager vindt u in de gebruiksaanwijzing ervan.
Een afgeschermde communicatiekabel (J-Y(ST)Y ..LG) (niet in de leveromvang) ver-
bindt de warmtepompmanager met de in de warmtepomp gemonteerde koelkring-
regelaar. Meer gedetailleerde instructies staan in de gebruiksaanwijzing van de
warmtepompmanager en in de elektrische documentatie.
Opmerking
De communicatiekabel is nodig voor het functioneren van buiten opgestelde lucht/
water-warmtepompen. Hij moet afgeschermd zijn en moet gescheiden van de
voedingskabel gelegd worden.
7.3.1 Aansluiting aanvraagvoeler
Bij de warmtepompmanager wordt de aanvraagvoeler R2.2 (NTC 10) geleverd. Deze
moet afhankelijk van de gebruikte hydraulica gemonteerd worden.
Als er geen aanvraagvoeler aangesloten wordt, dan is er bij een communicatieonder-
breking met de warmtepompmanager ook geen regeling van de 2e warmtegenerator
mogelijk.
Opmerking
De in de warmtepomp gemonteerde terugloopvoeler R2 is bij draaiende compressor
actief en mag niet afgeklemd worden.
13
83321307