452163.66.99 · 03/2021 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP LA 60-A R
7 Montage
Opmerking:
Bij gebruik van de warmtepomp met het vier-weg-omschakelventiel is het absoluut ver-
eist om de hydraulische aansluitingen volgens de bij het ventiel geleverde instructie tot
stand te brengen. De instructie beschrijft de preciezere werkwijze bij de opbouw van
de correcte hydraulica. Niet-naleving leidt tot beperkingen in het warmtepompbedrijf.
OPGELET
ACHTUNG
Als de warmtepomp uitsluitend in de verwarmingsmodus en zonder extern vier-weg-
omschakelventiel wordt gebruikt, dan moeten de hydraulische aansluitingen volgens
het tegenstroomprincipe tot stand worden gebracht (zie tabel maatschets Hfdst. 13.1
op p. 21). De activering van de bedrijfsmodus Koelen is in dat geval niet toegestaan en
moet achterwege blijven!
Belangrijk:
De opmerkingen/instellingen in de gebruiksaanwijzing van de warmtepompmanager
moeten absoluut in acht genomen worden en dienovereenkomstig uitgevoerd worden;
bij niet-naleving ontstaan functiestoringen.
Minimaal debiet verwarmingswater
Het minimale debiet verwarmingswater van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Dit kan bijv. door installatie
van een open verdeler bereikt worden. Een daling onder het minimale debiet van het
verwarmingswater kan de warmtepomp volledig beschadigen doordat de platenwarm-
tewisselaar in de koelkring bevriest.
Het nominale debiet wordt afhankelijk van de max. vertrektemperatuur in de toestelin-
formatie aangegeven en moet bij de planning in acht genomen worden. Bij dimensio-
neringstemperaturen van minder dan 30 °C in het vertrek moet absoluut op het maxi-
male debiet met 5 K spreiding bij A7/W35 worden gedimensioneerd.
Het opgegeven nominale debiet (Zie "Toestelinformatie" op pagina 19.) moet in elke
bedrijfstoestand gegarandeerd worden. Een ingebouwde debietschakelaar dient uit-
sluitend voor de uitschakeling van de warmtepomp bij een buitengewone en abrupte
daling van het verwarmingswaterdebiet en niet voor de bewaking en beveiliging van het
nominale debiet.
Vorstbeveiliging
Bij warmtepompinstallaties waarbij vorstvrijheid niet gegarandeerd kan worden, moet
een aftapmogelijkheid (zie afbeelding) aangebracht worden. Indien de warmtepomp-
manager en de verwarmingscirculatiepomp bedrijfsklaar zijn, werkt de vorstbeveili-
gingsfunctie van de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de warmte-
pomp of bij stroomuitval moet de installatie op de weergegeven punten (zie afbeelding)
worden geleegd en evt. uitgeblazen. Bij warmtepompsystemen waarbij stroomuitval
niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de verwarmingskring met een geschikte
vorstbeveiliging worden gebruikt.
3
1
2
12
83321307