Oplossen van problemen
· In geval van defect, controleren:
– dat elektrische stroom aanwezig is
(voor het vermogen en voor de
sturing)
– brandstoftoevoer (druk en opening
van de ventielen)
– de regelorganen
– de stand van de schakelaars op
het bedienpaneel TC.
Als de storing blijft bestaan:
· Verwijder de afsluitkap van de
ruimte voorzien voor de display A4.
Vaststelling
De brander start niet na de thermostatische
sluiting.
De kast geeft geen enkel defectsignaal.
De brander start bij het onder stroom
brengen gedurende een korte tijd, stopt dan
en geeft dit signaal:
x x V y y y - y y y y y
De brander stond in het gekozen regime
y y y y V x
De brander start niet opnieuw na de
thermostatische sluiting en geeft dit signaal:
x x V y y y
De brander meldt een defect bij het einde
van de veiligheidstijd en geeft dit signaal:
x V y y y y
· De lichtsignalen uitlezen, die door
de bedienings- en veiligheidskoffer
worden uitgezonden met de
betekenis zoals in de ingesloten
tabel.
Om andere informatie die door de
koffer wordt gegeven te ontcijferen zijn
specifieke apparaten beschikbaar die
aan de SH xxx-koffer kunnen worden
aangesloten.
Alle veiligheidsonderdelen mogen niet
worden gerepareerd, maar moeten
worden vervangen door onderdelen
met identieke referentie.
Oorzaak
Te lage of geen voedingsspanning.
Defecte kast
De kast is opzettelijk stilgezet.
De vlam dooft tijdens de werking.
Gestoord licht bij voorventilatie of
voorontsteking.
Zonder vlam bij het einde van de
veiligheidstijd.
0111 / 13 007 379D
m
Alleen originele onderdelen
van de constructeur gebruiken
Opmerkingen:
Na iedere ingreep:
· De verbranding controleren, alsook
de dichtheid van de verschillende
circuits.
· Veiligheidscontroles uitvoeren.
· De resultaten op gepaste
documenten optekenen.
Oplossing
Zoek de oorzaak van de lage of afwezige
spanning.
Vervang de kast.
Start de kast opnieuw op.
Maak de vlamdetector schoon, vervang
eventueel.
Stel de verbranding af.
Vervang de kast
De elektroklep, of de pomp als de
elektroklep defect, is schoonmaken,
vervangen.
Controleer het stookoliepeil in de tank.
De tank eventueel bijvullen.
De kleppen openen.
Controleer de druk in geval van overvoeding
en stel af.
Controleer de werking en druk van de
pomp, de koppeling, filter en elektroklep van
de pomp.
Controleer het ontstekingscircuit, de
elektroden en hun afstelling.
Maak de elektroden schoon.
Indien nodig:
de elektroden,
de ontstekingskabels,
de transformator,
de sproeier vervangen.
19