ULTRALINK UL2000M
Knippert de LED 5 maal snel, dan is de frequentie niet opgeslagen. Begin dan weer met
stap 2.
Voor het geval er langer dan 5 seconden geen invoer van de gebruiker op de
keuzeschakelaar of met de POWER-toets plaats vindt, knippert de LED 5 maal snel en de
programmeermodus wordt afgebroken.
8.
Zet de MUTE-schakelaar weer terug.
Een zelf ingestelde frequentie wordt automatisch in de User-Preset (Preset 1) opgeslagen!
Met de ULR2000 kunt u met 4 Presets werken, waarbij u telkens 8 kanalen ter beschikking staan.
Factory-Presets (Presets 2, 3 en 4)
In de ULM2000 zijn 3 vooraf ingestelde Presets met telkens 8 interferentievrije kanalen voorbereid. D.w.z. dat alle
8 kanalen van een Preset gelijktijdig met 8 verschillende zenders en ontvangers bediend kunnen worden, zonder
dat ze elkaar storen.
De kanalen in de 3 Factory-Presets hebben telkens een andere frequentie. Zo kunt u altijd dat frequentiebereik
kiezen, dat de beste overdracht mogelijk maakt.
Welke frequenties in de Factory-Presets opgeslagen zijn, kunt u in de volgende tabel zien.
KANAAL
Tab. 3.1: Frequenties van de Factory-Presets (Presets 2,3, en 4)
User-Preset (Preset 1)
Preset 1 is de User-Preset. Op de 8 opslagplaatsen van deze Preset worden de door u ingestelde frequenties
opgeslagen.
Wanneer u nog geen zelfgekozen frequenties opgeslagen hebt, komen de frequenties van de User-Preset
(Preset 1) overeen met die van Preset 3.
Laden van een Preset.
1.
Schakel MUTE in. De zender kan nu in de programmeermodus geschakeld worden.
2.
Draai de keuzeschakelaar op 0 en bevestig uw invoer door lang te drukken (2 seconden) op de POWER-
toets. Ter bevestiging van uw invoer knippert de LED 1 maal langzaam en 1 maal in het gemiddelde
tempo. De zender is nu in de programmeermodus en wacht op de invoer van een nummer van 1 cijfer.
3.
Stel op de keuzeschakelaar het gewenste Preset-nummer in, bijv. 3 (mogelijk: 1 - 4). Als een geldig cijfer
ingesteld is , knippert de LED 1 maal snel ter bevestiging. Zo kunt u al voor de bevestiging van de invoer
zien of dit een correcte invoer (bijv. met betrekking tot de Preset-, Mic Gain- en Auto Mutekeuze) zal zijn.
Bij de invoer van de cijfers 5 of 6 verandert u de instelling van de Mic Gain (Hoofdstuk 3.2.5).
Met de invoer van de cijfers 7 of 8 verandert u de Auto Mute instellingen (Hoofdstuk 3.2.6). De
cijfers 9 en 0 zijn ongeldig.
4.
Bevestig uw invoer door kort te drukken op de POWER-toets.
5.
Bij een geldige invoer knippert de LED opnieuw een maal kort. Bij een verkeerde invoer knippert de LED
5 maal snel en de programmeermodus wordt direct afgesloten. Begin in dit geval weer met stap 2.
Na een korte pauze volgt een tweede knippercode: De LED knippert overeenkomstig het ingestelde
cijfer (hier bijv. 3 maal) met een gemiddelde snelheid.
Voor het geval er langer dan 5 seconden geen invoer van de gebruiker op de keuzeschakelaar
of met de POWER-toets plaats vindt, knippert de LED 5 maal snel en de programmeermodus
wordt afgebroken.
14
3.2.4 Preset
PRESET 2
1
798,700 MHz
2
799,950 MHz
3
800,650 MHz
4
801,050 MHz
5
802,850 MHz
6
804,500 MHz
7
805,350 MHz
8
805,900 MHz
3. DE MICROFOON ULM2000
PRESET 3
PRESET 4
798,400 MHz
798,100 MHz
798,950 MHz
798,650 MHz
799,800 MHz
799,500 MHz
801,450 MHz
801,150 MHz
803,250 MHz
802,950 MHz
803,650 MHz
803,350 MHz
804,350 MHz
804,050 MHz
805,600 MHz
805,300 MHz