8 Bedienings- en weergavefuncties
7.2.7 Parameters instellen
▶
Selecteer de afzonderlijke parameters.
▶
Bevestig de selectie door het indrukken
van de draaischakelaar.
▶
Stel afhankelijk van het installatietype
de volgende parameters in:
– Vorstbeveiliging (→ Pagina 17)
– Buiscollector (→ Pagina 16)
– Tijdblokken voor de naverwarmings-
aanvraag (→ Pagina 17)
– Circulatiepomp (instelling van
de thermostaat = schakelklok)
(→ Pagina 15)
– Tijdblokken voor het verwarmings-
element (instelling van de thermo-
staat = dompelverwarmingselement)
(→ Pagina 15)
– Legionellabeveiliging (→ Pagina 18)
▶
Bevestig met Verder.
7.2.8 Inbedrijfname-assistent
afsluiten
▶
Bevestig met Verder.
◁
De inbedrijfname is afgesloten.
◁
Op het display verschijnt het start-
scherm.
Aanwijzing
In sommige landen bedraagt
de netfrequentie mogelijk niet
50 Hz. Wijzig in dit geval de fre-
quentiewaarde onder: 1 Hoofd-
menu → Info → 1.9 Over.
14
Installatie- en onderhoudshandleiding auroMATIC 570 0020202660_02
8 Bedienings- en
weergavefuncties
8.1 Analyse
8.1.1 Zonneopbrengst
1 Hoofdmenu → Analyse → Warmtehoe-
veelh. → Warmtehoev. 1
– De temperaturen voor de bepaling van
de zonneopbrengst worden met de tem-
peratuursensors TS2 (op de boiler) en
TS1 (op de zonnecollector) gemeten.
Voorwaarden: Installatietype met de schema's 1 en
2
De mogelijkheid bestaat om een andere
speciale temperatuursensor te gebruiken,
die op de uitloop van de boilerwarmtewis-
selaar is aangesloten.
▶
Zet in dit geval de parameter Terug-
loopsensor op TS4.
8.2 Instellingen
8.2.1 Uitschakeling
maximumtemperatuur
instellen
1 Hoofdmenu → Instellingen → Max-
temp-uitschak.
– Om te voorkomen dat het water in de
warmwaterboiler te heet wordt, wordt de
warmwaterboiler slechts tot de bij me-
nupunt T-max ingestelde temperatuur
geladen.
– In het geval van oververhitting van de
zonnecollectoren kan de boiler tot T-
grens 1 of T-grens ZB (schema 4) wor-
den geladen.
8.2.2 Temperatuurbegrenzing
instellen
1 Hoofdmenu → Instellingen → Temp-
begrenzing
– Met T-grens 1 kan de grenstempera-
tuur worden vastgelegd, vanaf welke
de zonnepomp bij oververhitting van de
zonnecollectoren wordt uitgeschakeld.