Bedieningsniveau 3
Insteltemperaturen oproepen
Insteltemperaturen oproepen
De insteltemperaturen verschijnen door meerdere malen op de zontoets te drukken.
Bij de insteltemperaturen toebehorend aan een verwarmingskring verschijnt het symbool met kringnummer .
De waarde in het display wordt samen met een afkorting getoond.
Dezelfde waarden voor de verschillende kringen kan men zien, door de toets 'dag temperatuur' (toets holle
zon) in te drukken.
Bij kring 1 "Basis-regelaar" verschijnt na de specifieke kring insteltemperaturen, de instelwaarden voor de
ketel in het display.
Na de laatste waarde van de eerste kring, verschijnt na indrukken zontoets de eerste waarde van de tweede
kring in het display.
DIS-
Werking-
Stan-
PLAY
instelling
daard-
ULTRON
instelling
1 WS
55 °C
55 °C
2 VX
90 °C
90 °C
3 VN
12 °C
12 °C
4 RA
12 °C
12 °C
(4 °C)
(4 °C)
5 KS
24 °C
35 °C
6 AU
23 °C
23 °C
7 HY
-
12 °C
8 RL
-
35 °C
9 KX
-
90 °C
10 WE
20 °C
20 °C
11 DF2
-
25 °C
12 DM
-
12 °C
13 AX
-
6
Ketelkring 1
g
Boilerwater
Maximale voorlooptemp.
Minimale voorlooptemp.
Waarde ruimtetemp.
uitschakeling
Ketelsteuntemperatuur
Uitschakeltemperatuur
Branderhysterese
Retourtemperatuur
Maximum keteltemp,
Max. temp. Onderboiler
Verschil voor 2
trap
e
Min. Verschil voor 2
Max. buitentemp voor 2
5 °C
ketelkring 2
Boilerwater
Max. voorlootemp.
Min. Voorlooptemp. Min. voorlooptemp. Min. voorlooptemp.
Waarde ruimte-
temp. uitschakeling
Instelling bij werkingsmogelijkheden Nr.37=1
(ULTRON-functie) worden de instelwaarden
naar de ULTRON functie verandert.
trap
e
trap
e
Derde bedieningsniveau
Insteltemperaturen oproepen
Wijzigen van de waarden
Volgende insteltemperaturen
Volgende verwarmingskring op-
roepen
Terugschakeling naar normaal
display
of automatisch na 60 sec.
ketelkring 3
ketelkring 4
Boilerwater
Boilerwater
Max. voorlooptemp Max. voorlooptemp.
Waarde ruimte-
Waarde ruimtetemp.
temp. uitschakeling
uitschakeling